Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (6.1905)

i6o

veling verdient, onder toekenning van een jaar lij ksch crediet, terwijl aan
deze Commissie tevens zoude kunnen worden opgedragen het desgevraagd
geven van advies aan de Staten op oudheidkundig gebied;

redenen waarom het Bestuur voornoemd zich met eenige vrijmoedigheid
tot U wendt met het verzoek om eene Commissie te benoemen om werk-
zaam te zijn in het belang van de monumenten van geschiedenis en kunst in
de provincie en hiervoor op de provinciale begrooting een crediet toe te staan.

Namens het Bestuur van den
Nederlandschen Oudheidkundigen Bond,

[w.g.) B.W. F. VAN RIEMSDIJK, Voorzitter,
(w.g.) J. C. OVERVOORDE, Secretaris.

Toelichting.

Het belang van het behoud der monumenten van geschiedenis én kunst
wordt tegenwoordig meer en meer erkend, zoodat het overbodig geacht
kan worden dit thans nader aan te toonen, waar deze provincie zelf door
het subsidiëeren der belangrijke restauratiewerken te Gouda, Dordrecht en
Brielle, dit belang heeft erkend.

Voor dergelijke groote werken, die alleen met steun van openbare
besturen, corporaties en particulieren zijn tot stand te brengen, pleegt de
belangstelling niet te ontbreken, doch daarnaast zijn tal van kleinere monu-
menten, vooral in afgelegen gemeenten, wier toestand soms plotseling
dringend een spoedig ingrijpen vereischt om latere kostbare werken of
zekeren ondergang te voorkomen. Daartoe is het noodig, dat er eene com-
missie bestaat, die zich het behoud dezer monumenten aantrekt en die
jaarlijks hiertoe over eenige gelden kan beschikken. Als voorbeelden van
ingrijpen wijzen wij op het opstellen van rijk bewerkte grafzerken buiten
de gangpaden in de kerken, het spoedig vastleggen van afgebroken deelen,
wier verdwijnen bij niet ingrijpen is te vreezen, het onderstutten of ver-
ankeren van beelden of losse onderdeelen, het omrasteren, beschutten of
naar veiliger plaats overbrengen van aan den openbaren weg staande en
gevaar voor beschadiging opleverende voorwerpen, het aanteekenen van bij
graafwerken tijdelijk ontbloote belangrijke grondwerken, enz. en in bijzondere
gevallen het aankoopen van voorwerpen, waar geen corporatie tot het behoud
hiervan is aangewezen. Waar de werkzaamheden der commissie zich in
hoofdzaak tot eenvoudige middelen van behoud zullen beperken en kostbare
zoogenaamde restauratiewerken hierbij uit den aard zijn uitgesloten, kan de
aan de commissie toe te kennen subsidie tot een gering bedrag beperkt
blijven. In Gelderland is deze bepaald op twee honderd gulden per jaar.
Waar wij deze commissie in hoofdtrekken als voorbeeld stellen, voegen wij
als bijlagen hierbij afschriften van de besluiten tot instelling dezer commissie