Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 1-2
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: De toren te Oirschot
DOI Artikel:
Juten, Gerrit Cornelius Adrianus: Het Stadhuis van Sluis
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0047

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
37

fieren dom, die de trots is, van den geheelen omtrek, dan dat met eenigen
grond zou mogen worden getwijfeld, dat niet spoedig het vrij groote bedrag
van 70 a 80 duizend gulden, waarop bij oppervlakkige berekening de her-
stelling van het ingestorte gedeelte moet worden geschat, op de een of
andere wijze zal worden gevonden.

Zoowel de burgerlijke gemeente als de kerkelijke zijn bereid, ieder
naar vermogen, zich zware geldelijke offers te getroosten, zoodat het blijde
vooruitzicht bestaat, dat de toren van Oirschot met medewerking en gelde-
lijken steun van provincie en rijk weder in zijn luister van weleer zal
worden hersteld.

's-G r a v e n h age, December 1904. Adolph Mulder.

Het Stadhuis van Sluis.

Het ontstaan der stad Sluis verliest zich in de duistere oudheid.

Eertijds een arm visschersgehucht. klom het op tot een der meest
welvarende plaatsen van Vlaanderen. Dien bloei had het te danken aan
zijne ligging aan het Zwin, een zeeboezem, die zich uitstrekte tot aan de
machtige koopstad Brugge. Vereenigd met Lamminsvliet klom Sluis op tot
een plaats, die door de graven van Vlaanderen en later door de hertogen
van Bourgondië beschouwd werd als een der voornaamste steden van hun
rijk om den buitenlandschen vijand het binnendringen te beletten en het
steeds weerbarstige Brugge in bedwang te houden.

Wanneer kreeg Sluis stadsrechten?

Moeilijk is het op deze vraag een afdoend antwoord te geven, maar
zeker is het, dat Sluis in 1290 door Gui van Dampierre verheven werd
tot een vrije stede van wet (franche ville de hu) en een eigen schepen-
bank kreeg, waarvoor hare burgers terecht zouden staan. Het oudere
St. Anna ter Muiden maakte hierover moeilijkheden, als zou het in zijn
rechten benadeeld zijn en daarom bepaalde in Mei 1293 Vlaanderens heer
de grenzen van het Sluische schependom. *)

Een dertig jaren later vinden wij melding gemaakt van een poorterhuis,
waar de schepenen het gerecht spanden In het oudste oorspronkelijke stuk,
berustende in de stedelijke archieven, worden de renten opgesomd, die
toebehoorden aan het gilde van O. L. V. ter Sneeuw, en o. a. lezen wij
daar van een straat, die zich uitstrekt van de markt tot het poorterhuis
(a fora usque poorthuse) 2). Hoogstwaarschijnlijk — uit aangehaalde akte

1) Bijdragen tot de Oudheid/;, en Gesch. van Z. 17., door II. Q. Janssen en J.
II. van Dale, II iqi ; V 140.

2) Zie deze akte in mijne Slusana Sacra blz. 3 (Annales de la Soc. d'Emulation
d. 53 bl. 199). De tiaar genoemde markt is zeker niet de huidige Groote Markt
maar waarschijnlijk de Vischmarkt, waarvoor de tegenwoordige haven in de plaats
is gekomen. De straat, van de Vischmarkt naar het stadhuis, kreeg later den naam
van de Meerminnestraat.
 
Annotationen