Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 1-2
DOI Artikel:
Boekbeoordeeling
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0058

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
48

Boekbeoordeeling.

G. Joseph Kern. — Die Grundzüge der Linear-Perspectivischen
Darstellung in der Kunst der Gebrüder van Eyck und ihrer
Schule. i. Die Perspektivische Projection Leipzig. Seemann 1904.

Omtrekteekeningen naar bekende schilderijen van groote meesters,
omtrekken, bovendien besterd met het strakke netwerk van roode perspec-
tivische hulplijnen, maken geen heel prettiger) indruk en ik ken fijn be-
snaarde naturen, die alleen door dit procédé reeds afgeschrikt, niet ongeneigd
zouden zijn een uitgave als de bovenvermelde ongelezen terzijde te leggen.
En toch lijkt me zulks hier niet rechtvaardig, want de studie van den
heer G. J. Kern blijkt bij nadere kennismaking belangrijke uitkomsten op
te leveren. Bovendien weet de auteur, door gepaste zakelijkheid en prijzens-
waardige beknoptheid deze wetenschappelijke pil voldoende te verzilveren,
zoodat we alle reden hebben er eenige regels aan te wijden.

Hebben de 15de eeuwsche schilders in Nederland iets meer, dan wat
grof proefondervindelijk was. van doorzichtkunde geweten?

Was hun iets bekend over het perspectivisch wijkpunt?

Hebben /.ij zich met wetenschappelijke theorieën ingelaten en uit welke
bronnen hebben zij geput:

Is er een bewuste wetenschappelijke vooruitgang te constateeren?

Ziedaar tal van vragen, waarop de schrijver veelal afdoend antwoord geeft.
En dit antwoord was noodig en wenschelijk, daar bij verscheiden, door den
schrijver aangehaalde geleerden, verschil van opvatting omtrent deze dingen
bestond.

Men nam vrij algemeen aan, dat onze meesters, in tegenstelling met
de Italianen van de vroege Renaissance, slechts een vage notie hadden van
de meest elementaire perspectivische wetten, een kennis die meer op zwakke
overlevering berustte dan op boekenstudie..en men ging zoo ver den anders
vrij conscientieusen Facius als fantast te brandmerken, omdat hij meester
Jan van Eyck wetenschappelijke neigingen toedichtte. Ook heeft men er
zich weinig rekenschap van gegeven, of de fouten, tegen de regelen der
kunst gemaakt, bij den één grooter bij den ander geringer waren, en of
er soortelijk verschil bestond.

De Heer Kern heeft zich tot taak gesteld deze kwesties zooveel mogelijk
op te lossen en schijnt zijn onderzoek op heel wat materiaal te willen
uitbreiden, tenminste naar het nummer 1 op deze eerste uitgave mogen we
nog meer verwachten. Het onderzoek begint met een nauwkeurige be-
schouwing van eenige bijzonder geschikte werken van Jan v. Eyck en zijn
school, die natuurlijk zoo moesten gekozen worden, dat er voor ons vraagstuk
iets te bewijzen viel. Derhalve is er zooveel mogelijk gezocht naar stukken
 
Annotationen