Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Beets, Nicolaas: De Naarder gewelfschilderingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0196

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
l82

In het laatste (het voorbeeld voor de schildering in Naarden) is de
Christus-figuur (men zie vooral hoofd en handen) gecopiëerd naar de kruis-
draging op den grooten Calvariënberg van het Rijksmuseum (cat. no. 723)
die door Hofstede de Groot (Oud-Holland 1904 pag. 34) met meer stelligheid
dan door den catalogus geschiedt, aan Jacob Cornelisz. zelf toegeschreven
wordt. Op haar beurt dunkt mij dit tafreel van het schilderstuk sterk onder
den invloed van Lucas van Leydens gravure : de kruisdraging, uit de ronde
passie van 1507, men vergelijke het »mooie" Christus-profiel, en den vóór
den Christus gaanden beulsknecht4). Ook de navolging van een der twee
figuren op een andere, met meer zekerheid dan de voorgaande Jacob
Cornelisz. toe te schrijven hsn. (of eerder nog van de teekening daarvoor)
is m. i. onmiskenbaar bij St. Joris (v. K., Naarden no. 24). Deze toch komt
in houding, zij het ook in tegengestelden zin, overeen met St. Sebastiaan
van bovenbedoelde hsn. De attributen zijn veranderd, maar door St. Joris
wordt de lans geheel op dezelfde wijze als door St. Sebastiaan de boog,
in eene uit een wijde mouw stekende, in het verkort geziene hand
gehouden 5). En eindelijk vindt ook de door Six als zoo typisch geprezen
kar waarin Elia ten hemel vaart (v. K., Naarden no. 18) haar evenbeeld
en eenzelfde gebruik op een ander prentje uit een Jacob Cornelisz. toe-
geschreven reeks van telkens drie in één lijst gedrukte hsn. in het Amsterd.
Kabinet.

Van ltaliaansche invloeden, door Six gesignaleerd, kon Valentiner niets
ontdekken. Mij deed in het apsisgewelf (v. K , Naarden no. 21) het kopje
en ook het dun geplooide kleed der in het Laatste Oordeel links onder
Christus vóór-biddende Maria, wel aan Botticelli, en in het bijzonder aan

Jacob Cornelisz. geldt, bevat een door dezen veel gebruikt ornament-motief: kleine
dierkopjes, nog het meest gelijkend op schapen. Bij Dülberg t. a. p., TA. IV is
een stukje afgebeeld, waar Maria met het Kind gezeten is op een zetel, waarop
wij dergelijke kopjes aantreffen. Ook den vogelkop in den poot dier zetel vinden
wij terug op Jacob Cornelisz. toegeschreven hsn., bijv. op een passepartout der
Ronde Passie van 1517 (Le. BI. 69). Is de dateering van Dülberg »gegen 1506"
niet te vroeg? Mij dunkt de overeenkomst met die Amsterdamsche ornamentatie
grooter dan met tl ie van den »Meister der Brügger Mater Dalorosa" door Dülberg
genoemd.

4) Hij meer door Jacob Cornelisz. gemerkte of hem toegeschreven hsn. vond ik
trouwens reminiscenzen, niet alleen aan Dürer, maar ook aan Lucas. Een van de
80 prentjes der bij Doen Pietersz. waarschijnlijk 1521 gedrukte Stomme Passye, de
doodslag van Abel. is zelfs een trouwe copie (van de tegenzijde) naar Lucas gravure
(B. 12.) van 1520.

5) Wat Dülberg, Repert. f. Kunstwissenschaft, 1899 p. 42, schrijft over een
Jacob Cornelisz. toegeschreven teekening in het Amst. Kabinet, waarvan men hem
daar zou verteld hebben dat zij St. Christophorus en St. Erasmus in Naarden tot
voorbeeld dienden, moet op een misverstand berusten : er is al heel weinig over-
eenkomst.
 
Annotationen