Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Vogelsang, Willem: Vondst te Soest
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0202

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i88

plooien, de uitdrukking en den vorm van gezichten en naaktfiguren loopen
ongeveer van 1470—1520 a 30, en geven ons een vasten »terminus post
quem". Minder zeker, maar toch ook niet voorbij te zien, is de aanwijzing
reeds kort na den ontdekking uitgesproken, dat één der stukken, een houten
borstbeeld van* een heiligen paus, kennelijk met opzet, door afslaan of
afsnijden, verminkt is, wat de onderstelling doet opperen, of deze beelden ook
wellicht pas na den beeldenstorm, of althans na de eerste kettersche baldadig-
heden, in veiligheid zijn gebracht en of men dat soms zóó afdoende heeft be-
werkstelligd, dat er later in 't geheel niets meer van in eere werd hersteld.
Eindelijk blijft de mogelijkheid, dat men de stukken om de eene of andere
reden heeft willen opruimen en ze uit een zekere piëteit niet heeft willen
vernietigen, maar ze aan langzaam verderf heeft prijsgegeven 1). Intusschen
hoe belangrijk de oplossing dezer vragen ook voor den lokaalhistoricus
van Soest en zelfs van Utrecht zijn kan, voor ons is het gevondene zelf
van meer belang.

Door de absolute luchtafsluiting gedurende langen tijd en door den
houtworm waren de opnieuw aan den dag gekomen beelden in allertreurigsten
toestand. Verreweg de meeste en wat erger is — het noodlot is in dit
opzicht haast altijd ongunstig —■ de béste stukken, waren geheel en al
verteerd en bestonden uit het broos en brokkelend, vermolmd, sponsachtig
complex van gangen en gangwanden die de houtworm als oneetbare rest
moet overlaten. Het waren niet veel meer dan teere schillen, die bij de
minste eenigszins ruwe aanraking afbrokkelden en in poeder vielen— voor
den handel was de verzameling, in den toestand waarin ze
voor den dag kwam, vrijwel waardeloos. De Directeur van het
Nederlandsen Museum gaf, toen het bericht ons bereikt had, onverwijld last,
de voorwerpen, althans zoo goed mogelijk, voorloopig te conserveeren, wat
door den technischen assistent van het Museum dan ook geschiedde. De
secretaris van de Rijks-commissie tot Beschrijving van monumenten, de
Heer J. Kalf, verklaarde zich bereid een serie photographieën te doen vervaar-
digen nog vóór er iets aan het hout gebeurd was, teneinde tenminste in
beeld vast te leggen wat misschien niet behouden blijven kon. en zoo werd
het mogelijk, van den gevonden schat een fraaiere reeks groote opnamen
te vervaardigen, dan dit in het oorspronkelijk plan had kunnen liggen van
den Directeur van het Nederlandsen Museum, die eveneens onmiddelijk
had besloten de beelden te photographeeren. Het grootste deel der opnamen
werd sedert met begeleidenden tekst van den Heer J. Kalf gereproduceerd
in »het Huis" -). Een enkel stuk van minder algemeen belang voor het
groote publiek kunnen wij hier reproduceeren, zoodat de geheele reeks
tamelijk compleet te bestudeeren is.

1) Daarvoor zou pleiten, dat verscheiden stukken zeker reeds gefragmenteerd
en niet in oorspronkelijk verband weggeborgen zijn.

2) Aflevering v. October 1905.
 
Annotationen