IQ2
van het gewaad en voeten zijn grootendeels vergaan, hoofd en handen zijn
goed bewaard, er is evenwel geen ander attribuut dan het boek. Wat van
het voetstuk over is, vertoont een analoge manier als bij de vorige figuur.
Sporen van oude polychomeering: goud en blauw inden mantel. De figuur
is geheel van voren gezien, zonder wending. De kop, met langen baard en
haren, vertoont sterke overeenkomst met dien van vorig nummer. (De gelijk-
matig gestyleerde krullen, de dunne lippen, bouw van neus en bovenlip, de sterk
afgezette neuswortel, de smalle oogspleten met hoog getrokken onderlid;
de plooitjes in de ooghoeken, het modelé van de wangen). De mantel
is anders gedra-
peerd, maar valt
eveneens met
diepe, hoekig ge-
sneden plooien,
terwijl hij ook
aan den zoom
naar buiten is
omgeslagen in
eenigszinsloome
ronde lijnen. De
handen zijn vrij
stomp, met ron-
de vingers en
schematieke
aanduiding van
aderen gesne-
den ; men moet
er evenwel reke-
ning mee hou-
den, dat de. op
een dunne pate
liggende, poly-
chromeering, die nu verdwenen is, veel kan goed gemaakt hebben.
Terwijl de gelijkenis tusschen de nummers 3 en 4 slechts een algemeene
is en op één richting, wellicht op één werkplaats wijst, meen ik in de
overeenkomst tusschen 4 en 5 een vingerwijzing te moeten zien, dat deze
werken (precies van gelijke hoogte) van één zelfde hand zijn — en dan
wellicht beide, als Heiligen niet precies definieerbaar, tot een volledige reeks
Apostelen hebben gehoord, waardoor hun beteekenis vanzelf duidelijk werd.
Beide goede stukken, zonder genialiteit, maar met brave meesterschap gesneden.
Wat stomper, hoewel in onderdeden niet onbelangrijk is de volgende
hguur.
6. Mannelijke Heilige. Over het naakte lichaam, bekleed met een
dierenhuid, om het midden gegord, hangt een langen mantel; het rechter-
van het gewaad en voeten zijn grootendeels vergaan, hoofd en handen zijn
goed bewaard, er is evenwel geen ander attribuut dan het boek. Wat van
het voetstuk over is, vertoont een analoge manier als bij de vorige figuur.
Sporen van oude polychomeering: goud en blauw inden mantel. De figuur
is geheel van voren gezien, zonder wending. De kop, met langen baard en
haren, vertoont sterke overeenkomst met dien van vorig nummer. (De gelijk-
matig gestyleerde krullen, de dunne lippen, bouw van neus en bovenlip, de sterk
afgezette neuswortel, de smalle oogspleten met hoog getrokken onderlid;
de plooitjes in de ooghoeken, het modelé van de wangen). De mantel
is anders gedra-
peerd, maar valt
eveneens met
diepe, hoekig ge-
sneden plooien,
terwijl hij ook
aan den zoom
naar buiten is
omgeslagen in
eenigszinsloome
ronde lijnen. De
handen zijn vrij
stomp, met ron-
de vingers en
schematieke
aanduiding van
aderen gesne-
den ; men moet
er evenwel reke-
ning mee hou-
den, dat de. op
een dunne pate
liggende, poly-
chromeering, die nu verdwenen is, veel kan goed gemaakt hebben.
Terwijl de gelijkenis tusschen de nummers 3 en 4 slechts een algemeene
is en op één richting, wellicht op één werkplaats wijst, meen ik in de
overeenkomst tusschen 4 en 5 een vingerwijzing te moeten zien, dat deze
werken (precies van gelijke hoogte) van één zelfde hand zijn — en dan
wellicht beide, als Heiligen niet precies definieerbaar, tot een volledige reeks
Apostelen hebben gehoord, waardoor hun beteekenis vanzelf duidelijk werd.
Beide goede stukken, zonder genialiteit, maar met brave meesterschap gesneden.
Wat stomper, hoewel in onderdeden niet onbelangrijk is de volgende
hguur.
6. Mannelijke Heilige. Over het naakte lichaam, bekleed met een
dierenhuid, om het midden gegord, hangt een langen mantel; het rechter-