Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Het praalgraf van Heer Nicolaas van Putten en van diens gemalin Aleida van Strijen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0062

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
'0

Het praalgraf van Heer Nicolaas van Putten en van diens
gemalin Aleida van Strijen.

Het is niet de eerste maal, dat het grafmonument van Heer
Nicolaas van Putten en van diens echtgenoote Aleida van Strijen, hetwelk
zich bevindt in het koor der Ned. Herv. Kerk te Geervliet, de opmerk-
zaamheid van bezoekers heeft getrokken; immers reeds meer dan een
eeuw geleden werd dit praalgraf door Mr. H. van Wijn in de »Werken
van de Maetschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden" (vijfde
deel 1781) uitvoerig beschreven en het is dan ook aan de navorschingen
van dezen oudheidkundige te danken, dat wij thans, nu wij voornemens
zijn deze grafstede nader te bespreken, hieromtrent meer kunnen mede-
deelen dan bij een gewoon onderzoek mogelijk zou zijn geweest.

Behalve hetgeen door Mr. H. van Wijn wordt medegedeeld, zien
wij, dat de graftombe van Heer Nicolaas van Putten en van diens gemalin
door andere schrijvers slechts vluchtig en oppervlakkig is behandeld.

Mr. H. van Wijn is van hetzelfde gevoelen en uit zich daarover volgender
wijze: tie meer daer' er de schrijveren niets, of weinig van gewaegen.
»Immers Willem van Goudlioevcn, die de eerste is, welk, mijns ivetens,
•»van deze Tombe spreekt, en in 1620 schreef, verhaelt ccniglijkl) dal
»men sijn sepitlture (t. w. van den Here van Putten en zijner Gemalinne)
nnoch siet in de Kercke van Geervliet, in 'i Clioor, ende een verheven
Plombe; zijnde het Grafschrift qualijck leesbaer. Goudhoeven is door
»Butkens ~) en van Leeuwen*), en deze wederom door den Hcere Hoynclt
»van J'apendrechti), en den schrijver van het zevende »deel 7'an den
»Staet der vereenigde Nederlanden bijna, of geheel woordelijk, en zonder
•menige vermeerdering, gevolgd geworden, terwijl 'er de overige schrijvers,
»mijns weelens, niets van geboekt hebben".

Wanneer wij dit voor oogen houden, is het geenszins te verwonderen,
dat wij dankbaar zullen gebruik maken van hetgeen de heer Mr. H. van
Wijn heeft geboekstaafd, en dit te meer nog, daar hij in eene afbeelding
te aanschouwen geeft eenige thans onzichtbare deelen en inschriften, welke
hij zelf door uitbikking der muren tijdelijk aan het licht heeft gebracht;
wij zullen dus, zoo noodig. bij de beschrijving van het monument onze
eigen beschouwingen aanvullen met hetgeen wij merkwaardig vinden in
de »Schetze van het Praelgraf van Heer Nicolaes Heer van Putten; en
zijner gemalinne Aleide, vrouwe van Strijen*', zooals Mr. H. van Wijn
zijne studie heeft betiteld.

1) Goudhoeven. Chron. van Holt. bl. go en 7 einde der Voorreden.

2) Troèh. de Brab. tom. 2 fol. igg.

3) fiatav. Illustr. bl. rjoï.

4) Anal. Be tg. tom. 1. /. 2 Praefat. pag. 6.

5) bl. ló/.
 
Annotationen