Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Beeldhouwwerken naar Chr. de Passe
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0045

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
39

Kleinere Mededeelingen.

Beeldhouwwerken naar Chr. de Passé.

Reeds meermalen werd in dit tijdschrift gewezen op beeldhouwwerken
in ons land, die gevolgd zijn naar, of althans geïnspireerd op gravures
van oude, dikwijls buitenlandsche meesters. Het kwam mij daarom niet
onbelangrijk voor om te wijzen op een tweetal navolgingen van een
Hollandsch graveur bij bouwwerken in Duitschland, die door Prof. Dr. P.
Schwarz in Die Denkmalpflege van 9 Januari 1.1. worden gesignaleerd.

Onder de basreliëfs in stuc, die een apotheek in Zellerfeld in den Harz
versieren, komt een voorstelling voor van Arcteon, die in een hert ver-
anderd wordt, ontleend aan de Metamorphosen van Ovidius. De voorstelling
is hierbij streng gevolgd naar eene kopergravure van Chrispian de Passé;
de houdingen der figuren zijn tot in bijzonderheden gelijk en alleen in
het bijwerk heeft de kunstenaar zich eenige vrijheid veroorloofd. Zoo is
het landschap op den achtergrond weggelaten, is Arcteon slechts door één
hond gevolgd (bij de Passé zijn er 4 honden) en heeft Arcteon, wiens hoofd
reeds in een hertekop is veranderd, bij de Passé een ge wij met 10 takken,
terwijl bij het stuc op den kop een natuurlijk gewij met 4 takken is geplaatst.

Eene andere navolging van dezelfde gravure, doch ditmaal als spiegel-
beeld, komt voor op eene renaissance steenen bronbassin, dat voor korten
tijd te Hildesheim werd opgegraven en thans in het Andreas-Museum
aldaar berust. De navolging is hier vrijer en de nimf op den voorgrond
op den rand van het bassin ontbreekt, doch de tot in bijzonderheden
overeenstemmende houding der figuren bewijst dat aan den vervaardiger
de reeds genoemde gravure moet voor oogen gestaan hebben.

In het artikel van Prof. Schwarz wordt in het midden gelaten of de
gravure door Chrispian de Passé, 1568 —1636, of door zijnen te Utrecht
geboren zoon, 1586— 1660. is vervaardigd en de schrijver voegt hieraan
toe, dat het hem niet gelukte iets naders te vinden over deze prent,
waarvan hij een exemplaar aantrof in een band in het bezit der stad
Quedlinburg. Wij kunnen hieraan toevoegen, dat de prent is uit de in
1602 verschenen »Metamorphoseoon Ovidianarum tvpi alequot arteficiosissime
delineati ac in gratiam studeosae juventutis editi per Crispianum Passaeum
Zeelandum chalcographum". De bijvoeging van Zeelandus en het jaartal
toonen boven twijfel aan dat de prent is van de hand van den ouden
Chrispian, die te Arnemuiden geboren werd.

J. C. O.
 
Annotationen