Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Boekaankondigung
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0039

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Boekaankondiging".

Dr. Gabriel de Térey, Tableaux anciens du Museé des Beaux-arts
de Budapest, Budapest 1906. — Dr. W: Neumann, Beschreiben-
der Verzeichnis der Gemalde der Vereinigten Sammlungen
der Stadt Riga, des Rigaschen Kunstvereins und des weil.
Rigaschen Ratsherrn Friedr. Wilh. Brederlo, Riga 1906. —
L. Maeterlinck, Catalogue du Musée des Beaux-Arts de la
Ville de Gand, Gand 1905.

Reeds heb ik vaak het genoegen gehad, nieuw verschenen catalogi
van musea van schilderijen in dit blad of elders aan te kondigen, maar
tegenwoordig verschijnen er zóóveel nieuwe, dat het niet aangaat, voor
ieder nieuw dergelijk boekje plaatsruimte in beslag te nemen. Daarom zal
ik thans een drietal te samen nemen, alle drie door een aantal afbeeldingen
van belang; voor de beoefenaars van onze kunstgeschiedenis. Ik bedoel de
ongeveer tegelijk verschenen catalogi van de musea te Budapest, te Riga
en te Gent.

De belangrijkste en reeds het meest te goeder faam bekend staande van
deze nieuw geïnventariseerde kunstverzamelingen is zonder twijfel die van het
schitterende kunstpaleis in Hongarijes hoofdstad, waarvan Dr. Gabriel de
Térey een nieuwen catalogus in het licht gezonden heeft. De inleiding
is slechts zeer beknopt en geeft weinig licht over de vóórgeschiedenis van
deze rijke verzameling. Dat de particuliere collectie van prins Xicolaas
Esterhazy de kern vormt, dat ook uit het bezit van de twee kerkvorsten
Ladislaus Johann Pvrker, Patriarch van Venetië, en Arnold Ipolyi, Bisschop
van Nagyvarad, het een en ander is gekomen, wisten we reeds, maar hoe
deze verzamelingen ontstaan zijn, daaromtrent vernemen we helaas niets.
Vooral het ontbreken van gegevens omtrent de wijze, waarop prins Esterhazv
aan zijn vele Nederlandsche schilderijen gekomen is, moeten wij betreuren.
Trouwens, ook bij de vermelding der afzonderlijke schilderijen meende
de heer de Térev steeds te kunnen volstaan met de afkomst in laatste
instantie te vermelden. En soms was er toch niet eens een speciaal onderzoek
voor noodig. Dat b.v. Claude Lorrain's landschap (811) uit de coll. Esterhazy
vroeger bij prins PamhUio was, leert reeds Earloms Liber Veritatis (II. 107), dat
toch niemand ongeraadpleegd laat, die een werk van dien grooten landschap-
schilder te catalogiseeren krijgt. Bij Cranachs Huwelijk van St. Catharina (728)
staat omtrent de afkomst absoluut niets, zoodat het er uit ziet. alsof dit
prachtige stuk zoo waar uit de lucht is komen vallen ; in ieder geval had
de heer de Térey kunnen weten, dat Normand het al in 1815 heeft afgebeeld
als een bestanddeel van de collectie Massias, oud-resident van Frankrijk
te Karlsruhe, toen te Parijs.

3
 
Annotationen