Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Beets, Nicolaas: Lucas van Leyden ornemanist
DOI Artikel:
"Gebrek aan Woorden": (Ter aanvulling)
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0083

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
77

schrijft (p. 449, 450) is blijkbaar van dezelfde band als dat van den
monogrammist R. (wij nemen voor het oogenblik maar aan dat de letter
den graveur aanduidt, wat wij echter volstrekt niet zeker achten) en, naar
wij meenen, eerder Zuid-Nederlandsen dan Westfaalsch.

Lucas heeft er een dankbaar gebruik van gemaakt voor de twee andere
hier afgebeelde ornamentprenten van 1527 (B 167 en 160).

Het schild met de maske (af b. 4) is een tegenzijdige copie (met bijvoeging
van schild en bodem) naar het bovenste deel van dat prentje.

Op den kop van een krijgsman (afb. 5) die, wat de compositie betreft,
zeer veel overeenkomst vertoont met een prent van »G. J.", zijn de hoek-
vullingen weder uit het benedengedeelte van dat zelfde prentje gelichte
stukken. Ook hier kan de prioriteitsvraag door de qualiteit van het kleine
ornamentprentje worden beslist, Bovendien echter schijnt het reeds op het
eerste gezicht onmogelijk dat de twee prenten van Lucas door een copiist
tot die èène beweging-in-de-hoogte zouden zijn saamgevoegd.

Wij meenen dat het wijzen op deze plagiaten van ecu overigens zoo
zelfstandig kunstenaar als Lucas was, niet slechts tot genoegen van den
gaarne aan reputaties knabbelenden kunsthistoricus behoeft te strekken. Het
kan het inzicht in het wezen der Noord-Nederlandsche kunst weer door
een voorbeeld verhelderen. Lucas was, evenals 100 jaar later Rembrandt,
schilder, niet ornemanist. Men zou hem hoogstens kunnen verwijten dat
hij een enkel maal de ambitie had beiden te zijn.

Zwierigheid ging het kleine mannetje, zooals Dürer hem noemt, niet
goed af.

Karei van Mander verhaalt van een reis die Lucas op zijn 3 3ste jaar in de
Zuidelijke Nederlanden maakte. Hij werd daar overal vergezeld door Jan
van Mabuse »den welcken hem seer statich en prachtich droegh. hebbende
aan een cleedt van goude laken, en Lucas hadde aen eenen rock var,
ghele zijden cameloot, dat in de sonne oock eenen glans hadde als van
gout." »Maar om dieswille" zoo gaat hij voort »dat Mabuse hem in de
cleedinghe overtrof, meenen eenighe dat Lucas veracht oft te minder onder
den Constenaers soude geacht zijn gheworden."

Van Mander gelooft er blijkbaar zelf niet veel van ; toch zal er wel
een tvpeerende waarheid in het verhaal steken.

Hun modes en hun ornament, hun zwier, moesten de Hollanders
zich uit Antwerpen en Brussel halen.

N. Beets.

„Gebrek aan Woorden". (Ter aanvulling).

In mijn artikel »Gebrek aan woorden", geplaatst in het vorig nummer
van dit tijdschrift, bleven nog enkele vaak voorkomende bewerkingen en
vormen buiten bespreking die ik tenslotte toch meen te moeten behandelen.

Van verschillende zijden heeft men er mij op gewezen, dat bij de
houtverbindingen, het «zwaluwen" niet genoemd is. Ik erken dit gaarne,
 
Annotationen