99
vervaardigd door Tjalink van Sloeten te Leeuwarden. Meester Goessen, de
timmerman, herstelde het dak, dat door Herman Leijendekker gedekt werd,
die ook de dakvensters met spitsen en bloemen maakte.
Meester Colyn van Cameryck te Utrecht vervaardigde den steenen
schoorsteen, waarvoor hij 311 heerenponden en 19 stuivers ontving. Ernst
Maeler deed dezen schoorsteen nog een bewerking — in de rekeningen
»eyeren'' genoemd — ondergaan, wellicht bestrijken met eiwit en ver-
gulden. Aan Jan Glasemaeker werd in 1544 het maken der glazen aan-
besteed, voor elk der tien glazen boven ontving hij negen, van elk der
zes beneden acht heerenponden.
Meester Vrederick, de stadskistenmaker en timmermeester, leverde het
houten beschotwerk en het raadgestoelte. Later werkte hij hieraan nog
onder toezicht van Henrick van Mullem. Onder de andere kunstenaars, die
er aan arbeidden, worden nog genoemd Johan Stoeldraaier, die groote en
kleine kolommen draaide, Peter van Cranendonck, die in 1546 acht kapi-
teelen sneed, het beeld boven het portaal en de kinderkens op het gestoelte,
Zwier kistenmaker, die in 1543 de bassen, korbeelen en balksleutels maakte
en in 1545 de zitbanken, Johan Brandenhorst, die de sloten en sleutels leverde,
en Ernst Maeler, die binnen en buiten alles opschilderde en boven het
schepengestoelte in 1545 het laatste oordeel schilderde.
Het tegenwoordige stadhuis bestaat uit het Oude Raadhuis en een
nieuweren aanbouw. Beide zullen afzonderlijk behandeld worden.
Het Oude Raadhuis. — De gevel van het Oude Raadhuis aan de
Oudestraat bestaat uit een gebouw met twee verdiepingen, gedekt met een
spits oploopend leien dak. Op beide einden van den muur verheft zich een
vooruitspringend zandsteenen achthoekig torentje met spits leiendak. Beide
torentjes zijn door een zandsteenen leuning verbonden. De leuning bestaat
uit acht vakken met Gothieke traceeringen. De vakken zijn door stijlen
van elkander gescheiden, die beneden op telkens verschillende dragers
rusten, die met het lijstwerk der dakgoot verbonden zijn. Boven dragen
deze stijlen hetzij een leeuw als schildhouder met het stadswapen of met
de stadskleuren, hetzij een kruisbloem. Beneden de Gothieke traccering
vindt men een massief lijstwerk, hetwelk met een segmentboog van den
eenen stijl naar den anderen loopt, waardoor beneden elk vak een boog-
vormige opening ontstaat. Boven vindt men aan deze zijde drie rechthoekige
ramen van zandsteen. Zes nissen, twee aan twee op de beide hoeken en
en tusschen het tweede en derde raam, springen elk een halve steendikte naar
binnen en zijn elk van een beeld met overhuiving voorzien, rustende op
een vooruitspringend voetstuk. Van den rechter naar den linkervleugel
stellen deze beelden voor: Karei de Groote en Alexander de Groote —
volgens sommigen »de Moed" en »de Kracht'' — de Matigheid en de Trouw,
de Gerechtigheid en de Weldadigheid. Deze beelden, waarvan de bekronende
overhuivingen in 1900 zijn aangebracht, dagteekenen uit de 15e eeuw en
hebben vooral bij den brand van 1543 geleden. De voetstukken dagteekenen
vervaardigd door Tjalink van Sloeten te Leeuwarden. Meester Goessen, de
timmerman, herstelde het dak, dat door Herman Leijendekker gedekt werd,
die ook de dakvensters met spitsen en bloemen maakte.
Meester Colyn van Cameryck te Utrecht vervaardigde den steenen
schoorsteen, waarvoor hij 311 heerenponden en 19 stuivers ontving. Ernst
Maeler deed dezen schoorsteen nog een bewerking — in de rekeningen
»eyeren'' genoemd — ondergaan, wellicht bestrijken met eiwit en ver-
gulden. Aan Jan Glasemaeker werd in 1544 het maken der glazen aan-
besteed, voor elk der tien glazen boven ontving hij negen, van elk der
zes beneden acht heerenponden.
Meester Vrederick, de stadskistenmaker en timmermeester, leverde het
houten beschotwerk en het raadgestoelte. Later werkte hij hieraan nog
onder toezicht van Henrick van Mullem. Onder de andere kunstenaars, die
er aan arbeidden, worden nog genoemd Johan Stoeldraaier, die groote en
kleine kolommen draaide, Peter van Cranendonck, die in 1546 acht kapi-
teelen sneed, het beeld boven het portaal en de kinderkens op het gestoelte,
Zwier kistenmaker, die in 1543 de bassen, korbeelen en balksleutels maakte
en in 1545 de zitbanken, Johan Brandenhorst, die de sloten en sleutels leverde,
en Ernst Maeler, die binnen en buiten alles opschilderde en boven het
schepengestoelte in 1545 het laatste oordeel schilderde.
Het tegenwoordige stadhuis bestaat uit het Oude Raadhuis en een
nieuweren aanbouw. Beide zullen afzonderlijk behandeld worden.
Het Oude Raadhuis. — De gevel van het Oude Raadhuis aan de
Oudestraat bestaat uit een gebouw met twee verdiepingen, gedekt met een
spits oploopend leien dak. Op beide einden van den muur verheft zich een
vooruitspringend zandsteenen achthoekig torentje met spits leiendak. Beide
torentjes zijn door een zandsteenen leuning verbonden. De leuning bestaat
uit acht vakken met Gothieke traceeringen. De vakken zijn door stijlen
van elkander gescheiden, die beneden op telkens verschillende dragers
rusten, die met het lijstwerk der dakgoot verbonden zijn. Boven dragen
deze stijlen hetzij een leeuw als schildhouder met het stadswapen of met
de stadskleuren, hetzij een kruisbloem. Beneden de Gothieke traccering
vindt men een massief lijstwerk, hetwelk met een segmentboog van den
eenen stijl naar den anderen loopt, waardoor beneden elk vak een boog-
vormige opening ontstaat. Boven vindt men aan deze zijde drie rechthoekige
ramen van zandsteen. Zes nissen, twee aan twee op de beide hoeken en
en tusschen het tweede en derde raam, springen elk een halve steendikte naar
binnen en zijn elk van een beeld met overhuiving voorzien, rustende op
een vooruitspringend voetstuk. Van den rechter naar den linkervleugel
stellen deze beelden voor: Karei de Groote en Alexander de Groote —
volgens sommigen »de Moed" en »de Kracht'' — de Matigheid en de Trouw,
de Gerechtigheid en de Weldadigheid. Deze beelden, waarvan de bekronende
overhuivingen in 1900 zijn aangebracht, dagteekenen uit de 15e eeuw en
hebben vooral bij den brand van 1543 geleden. De voetstukken dagteekenen