Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Korte mededeelingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0226

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
dat hun tijd zich in zijne gedenkteekens zou verloochenen. Zij kenden niet onze zwakheid.
Integendeel. Zij grepen met — niet zelden zelfs te veel — graagte elke gelegenheid aan
om het streven van eigen tijd in hunne bouwwerken tot uiting te brengen.

De gothische kerken verrezen meedoogenloos op de bouwvallen van romaansche
voorgangers waarvan vele belangrijke op die wijze verdwenen en op hare beurt moesten
zij, waar noodig, plaats maken voor de monumenten der renaissance. Het was hooge uit-
zondering dat, als Jacob van Campen bij het ontwerpen van den toren der Nieuwe Kerk
te Amsterdam, bij de voltooiing van een gebouw een bouwmeester der renaissance bereid
was de vormen aan te houden, waarvan zich eene voorgaande periode bediende bij het
begin van hetzelfde werk.

Zulke zelfbewuste houding is een grondvoorwaarde voor de ontwikkeling der
bouwkunst. Angstvallig leentjebuur spelen bij bestaande elementen, hoe hoog men die ook
schatte als bron van opwekking en leering, dat brengt de kunst niet vooruit.

Den architekt moet geen andere opdracht en aanwijzing worden gegeven dan die
welke eens uitging van het Domkapittel van Sevilla: »Sticht ons eene kerk waaraan ook
ons nageslacht zich nog zal verheugen.”

Amersfoort. — Ons medelid de heer W. Croockewit Azn. schrijft in de »N. Rott.
Courant” van 9 Sept., onder het opschrift: »Hoe een monument verknoeid wordt”,
het volgende:

Toen het in 1907 bekend werd dat het oude Sint-Pieters- en Blocklandtsgasthuis
te Amersfoort (deze stichting is een oudemannen- en vrouwenhuis) zou gesloopt worden
om voor een nieuw gebouw plaats te maken, kwam al wat in Nederland in het behoud
van oude gebouwen belang stelt in het geweer. De Utrechtsche Provinciale Monumenten-
commissie, de Rijkscommissie voor de Monumenten, de Oudheidkundige Bond en tal
van andere corporaties en personen wendden zich tot de Regenten van het gasthuis met
het verzoek, althans het merkwaardigste deel van het oude gebouwen-complex, de kapel en
het daarbij aansluitende z.g. mannendeel, te behouden. Het Departement van Binnenlandsche
zaken steunde deze pogingen door uitzicht te openen op een Rijkssubsidie voor de noodige
herstelling der te conserveeren gedeelten en zoo slaagde men er gelukkig in, dank zij het
goede inzicht en de piëteit der Regenten, het allerbelangrijkste monument voor ondergang
te behouden.

«Allerbelangrijkst” is inderdaad een niet te krachtig woord, waar het geldt het
eenige vrijwel intact bewaard-gebleven laat-middeleeuwsche gasthuis van ons land.

Dit gasthuis — aan zijn tegenwoordigen naam gekomen doordat in 1804 het
St.-Pietersgasthuis met de Blocklandtsstichting vereenigd werd — was een gebouw, dat in
1531 was ontstaan door de vergrooting van het in 1390 gestichte St.-Pietersgasthuis. Het
eigenlijk gasthuis bestond uit een voor de vrouwen bestemde rechthoekige zaal — het
z.g. vrouwendeel — in welks verlengde een twee traveeën diepe, met drie zijden van een
achthoek gesloten kapel stond, bij welker noorderwand, rechthoekig op haar as, een

215
 
Annotationen