Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Korte mededeelingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0230

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
bijzonder verheugd heeft over deze voor het Museum gelukkige keuze, en waar
bovendien zéér belangrijke en instructieve collecties door den heer F. in de door
hem gereorganiseerde instelling werden ten toon gesteld, daar wekte dit ontslag be-
vreemding en teleurstelling. Reden te over den heer F. om inlichting erover te vragen.
De heer F. bepaalde zich bij die inlichting er toe, ons te wijzen op het voor het
beheer vastgestelde Reglement, waarmede hij zich onmogelijk kon vereenigen en onder
welks vigueur te arbeiden voor hem ten slotte ondoenlijk bleek. Het valt — voor het
museum in de eerste plaats — te betreuren, dat dit reglement tot het genomen besluit
aanleiding gaf en het is te hopen, dat er een oplossing mogelijk blijkt, die alsnog den
heer F. en zijn kundigheden voor de instelling behoudt. Wij kennen echter de omstandig-
heden te weinig om in deze meer te doen dan het uitspreken van deze hoop. Toch
zouden wij nog een enkele opmerking willen maken, omdat er aan deze zaak ook een
kant is, die algemeene oudheidkundige belangen raakt, en die wij dus — alle persoonlijks
buiten beschouwing latende — onder de oogen moeten zien. Dat is het gewraakte Reglement
zelf. Immers, dat is wel zóó, dat niets gemakkelijker eruit ontstaan kan dan wrijving en
dat zeker een deskundig directeur zich daaronder onbehagelijk gevoelen moet. Men oordeele
uit enkele staaltjes:

Art. 6 draagt aan een Commissie — onder oppertoezicht van den Raad van Bestuur
der Academie van Beeldende Kunsten — op, het Museum in stand te houden, uit te
breiden en te beheeren.

Die Commissie beheert de gelden (art. 7); voorts is er een Directeur en een
Conservator (art. 8). De Directeur »staat de Commissie bij” en hem is de «technische
leiding van het Museum opgedragen” (art. 30). Die technische «leiding” echter wordt
weder ingekort in art. 32, daar hij wel mag «tentoonstellen en rangschikken, zooals hem
het beste toeschijnt”, maar onder «nadere goedkeuring” der Commissie. De Conservator
is aan de Commissie ondergeschikt en moet, evenals de Directeur, haar van advies dienen.
Aan hem, en niet aan den Directeur, (die de technische leiding heeft!) is «het opmaken
en geregeld bijhouden van den inventaris” opgedragen, de «inrichting” van dien inventaris
is onderworpen «aan de goedkeuring der Commissie”, «gehoord” den Directeur. Toch is
het wederom de taak van den Directeur te «zorgen”, «dat aan elk tentoongesteld voor-
werp een bericht.... gehecht worde omtrent den aard ervan”. Ook «hecht hij aan elk
voorwerp het nummer, waaronder het in den inventaris is vermeld”, welke inventaris
door een ander is «opgemaakt”.

De Conservator heelt «de leiding” der «inwendige politie”. Toch is het aan «het
oordeel” van een Custos overgelaten te bepalen, welke «voorwerpen” als «hinderlijk en
gevaarlijk” bij den ingang van het Museum moeten worden afgegeven! En zoo is er meer.

Zie hier dus een klein Museum met een Directeur en een Conservator, wier be-
voegdheden in elkaar grijpen en die eigenlijk op gelijke lijn staan, boven hen een Commissie
van 9 leden, aan welke alle daden van Directeur en Conservator ter goedkeuring moeten
worden voorgelegd; boven deze een Raad van Bestuur der Academie, van 11 leden, aan

219
 
Annotationen