Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Het "Voorloopig Verslag" over monumentenzorg en museumbeheer
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0280

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
volkomen overeenstemming van meening heerscht en had dan ook, in verband met
hetgeen de Minister hieromtrent in de Memorie van Antwoord betreffende de loopende
begrooting opmerkte, verwacht, dat op de thans ingediende begrooting een post voor
deze restauratie niet zoude ontbreken. Men verzocht den Minister alsnog hierin te voorzien,
ook omdat langer wachten ongetwijfeld ten gevolge zal hebben dat de kosten stijgen.

Ten slotte werd er door sommige leden op aangedrongen, dat in het algemeen
bij het geven van subsidiën als hier bedoeld de voorwaarde behoort te worden gesteld,
dat de monumenten kosteloos kunnen worden bezichtigd.

Directie van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen. — Nog altijd werd het door
sommige leden bedenkelijk geacht, dat aan dit hoogst belangrijk museum geen onder-
directeur is verbonden, vooral wijl de directeur niet steeds in den Haag vertoeft. Er
was alle reden om met nadruk op deze aangelegenheid terug te komen; immers moeten
de diefstallen, in den laatsten tijd in verschillende musea in het buitenland gepleegd,
welke werden bevorderd door de verslapping van tucht onder de opzichters, tot de
grootste voorzichtigheid nopen en er wel toe doen besluiten om bedoelden post niet
langer onvervuld te laten.

Museum Hendrik Willem Mesdag. — Eenige leden betwijfelden of in de behoefte
aan ruimte het meest doelmatig zal worden voorzien, indien in den tuin een gebouwtje
wordt opgericht. Ook waren sommigen bevreesd, dat deze uitbreiding niet tot verfraaiing
van het geheel zal bijdragen.

Rijksmuseum te Amsterdam. — Eenige leden konden zich met de motiveering van
’s Ministers voorstel, om het aantal opzichters met 5 uit te breiden, niet vereenigen.

Andere leden, die evenzoo van ’s Ministers voorstel met bevreemding hadden
kennis genomen, meenden, dat eene meer economische oplossing mogelijk zou zijn en
vroegen of deze niet ware te vinden in het geven van extra toelagen.

Herinnerd werd aan eene vroeger gehouden gedachtenwisseling betreffende ruimer
openstellen van dit museum des Zondags. Er was toen op gewezen, dat vooral in den
winter de tijd voor het bezoek bepaald uiterst gering was. Van ’s Ministers zijde gold
toen als bezwaar, dat den opzichters de gelegenheid moest worden gegeven ter kerke te
gaan. Sommige leden waren echter niet overtuigd, dat met eenigen goeden wil dit laatste
niet zou kunnen worden verkregen, zonder daarom den tijd, voor het bezoek van het
publiek gesteld, in te krimpen. Men drong er bij den Minister op aan de zaak alsnog
te onderzoeken.

Museumfonds. — Met instemming werd verwezen naar het verhandelde
in de vergadering van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond,
dit jaar te Utrecht gehouden. Het aldaar door Dr. Hofstede de Groot
verdedigde denkbeeld van vorming van een museumfonds, waarin de
jaarlijks voor aankoop toegestane bedragen zouden vloeien, achtte
men aanbevelenswaardig. Sommige leden wezen er echter op, dat de
verschillende museumdirecteuren dezelfde vrijheid van beschikking

269
 
Annotationen