DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:Hoefer, Frederic Adolph: Mededeelingen omtrent de zorg voor de monumenten in Oostenrijk
DOI Artikel:Museum-verslagen
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0296
e. bovendien het deelnemen aan de behandeling van algemeene niet speciaal
Oostenrijksche vraagstukken.
Soortgelijke grondbeginselen gelden ook voor de eventueel op te richten »Institute”
voor praehistorische en voor numismatische onderzoekingen.
Op voordracht van den voorzitter van de »Zentralkommission” kan de protector
eershalve werkzame »Denkmalpfleger” benoemen, wier taak het is de »Landeskonservatoren”
door mededeelingen van vondsten of dergelijke aangelegenheden te ondersteunen.
De »Denkmalrat” kan personen, die op het punt van Oostenrijksche monumentenzorg
en monumentenonderzoek verdienstelijk werken tot »Korrespondenten” benoemen. Personen,
die zich op dit gebied buitengewoon verdienstelijk gemaakt hebben, kunnen door den
protector tot Eereleden van de »Zentralkommission” benoemd worden.
De gelden op het budget voor 1912 uitgetrokken houden nog rekening met het
tijdperk van overgang. Wij vermelden hieronder de posten:
»I. Zentralkommission für Denkmalpflege.
Bezüge der Beamten (5 juridische, 10 kunsthistorische, 6 technische, 5 kanz-
leibeambten). 87000 K.
Regie- und Kanzleiauslagen. 17000 K.
Landeskonservatoren. 60000 K.
Reisekosten der Konservatoren. 36000 K.
Wissenschaftliche Publikationen. 51000 K.
Pauschale für kleine Konservierungsarbeiten. 33000 K.
Für die Arbeiten am Kunstinventar und der Kunsttopographie. 37000 K.
Sonstiges. 20000 K.
Zusamen .... 341000 K.
II. Subventionen lür Konservierung und Restaurierung von Denkmalern 664000 K.”
In het geheel dus afgerond 1.000.000 K. Over 1913 zal dit bedrag ten minste
met 100.000 K. verhoogd worden.
F. A. HOEFER.
o MUSEUM-VERSLAGEN. D
Verslag van de Commissie tot verzekering eener goede bewaring van gedenkstukken
van geschiedenis en kunst, te Arnhem, over het jaar 1910. — Het aantal bezoekers heeft
in 1910 bedragen 1390, waaronder 150 betalenden, tegen resp. 1280 en 149 in 1909.
Na vermelding der aanwinsten schrijft de commissie:
»De gebreken van het gebouw en de volstrekte ongeschiktheid daarvan voor
museum hebben zich ook in dit jaar weder bij herhaling doen gevoelen.”
285
Oostenrijksche vraagstukken.
Soortgelijke grondbeginselen gelden ook voor de eventueel op te richten »Institute”
voor praehistorische en voor numismatische onderzoekingen.
Op voordracht van den voorzitter van de »Zentralkommission” kan de protector
eershalve werkzame »Denkmalpfleger” benoemen, wier taak het is de »Landeskonservatoren”
door mededeelingen van vondsten of dergelijke aangelegenheden te ondersteunen.
De »Denkmalrat” kan personen, die op het punt van Oostenrijksche monumentenzorg
en monumentenonderzoek verdienstelijk werken tot »Korrespondenten” benoemen. Personen,
die zich op dit gebied buitengewoon verdienstelijk gemaakt hebben, kunnen door den
protector tot Eereleden van de »Zentralkommission” benoemd worden.
De gelden op het budget voor 1912 uitgetrokken houden nog rekening met het
tijdperk van overgang. Wij vermelden hieronder de posten:
»I. Zentralkommission für Denkmalpflege.
Bezüge der Beamten (5 juridische, 10 kunsthistorische, 6 technische, 5 kanz-
leibeambten). 87000 K.
Regie- und Kanzleiauslagen. 17000 K.
Landeskonservatoren. 60000 K.
Reisekosten der Konservatoren. 36000 K.
Wissenschaftliche Publikationen. 51000 K.
Pauschale für kleine Konservierungsarbeiten. 33000 K.
Für die Arbeiten am Kunstinventar und der Kunsttopographie. 37000 K.
Sonstiges. 20000 K.
Zusamen .... 341000 K.
II. Subventionen lür Konservierung und Restaurierung von Denkmalern 664000 K.”
In het geheel dus afgerond 1.000.000 K. Over 1913 zal dit bedrag ten minste
met 100.000 K. verhoogd worden.
F. A. HOEFER.
o MUSEUM-VERSLAGEN. D
Verslag van de Commissie tot verzekering eener goede bewaring van gedenkstukken
van geschiedenis en kunst, te Arnhem, over het jaar 1910. — Het aantal bezoekers heeft
in 1910 bedragen 1390, waaronder 150 betalenden, tegen resp. 1280 en 149 in 1909.
Na vermelding der aanwinsten schrijft de commissie:
»De gebreken van het gebouw en de volstrekte ongeschiktheid daarvan voor
museum hebben zich ook in dit jaar weder bij herhaling doen gevoelen.”
285