Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Een wenig bekend Altaarstuk van Cornelis Engebrechtsz
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0319

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
afzonderlijk worden vermeld. Het blijft dan echter merkwaardig, dat hier wordt gesproken
van verscheiden beelden, waaronder de portretten der bestellers, terwijl toch slechts die
bestellers alleen zijn afgebeeld.

Een afwijkende beschrijving van het stuk wordt gegeven in den inventaris van Herman
van Wyttenhorst uit 1651 ]), die door Dülberg verkort wordt weergegeven als : »Er (Willem
van der Does) war auf der Mitteltafel knieend dargestelt, in seinem Wappenrock, mit
seiner Gemahlin.” Deze beschrijving moet echter wel onjuist zijn, daar eene dergelijke
voorstelling niet is aan te nemen als middenstuk bij de hier afgebeelde luiken en ook
geheel in strijd is met de gewone compositie van drieluiken. Wellicht had Wyttenhorst,
toen hij deze aanteekening maakte (in 1651), het schilderij reeds aan Van der Does
toegezonden, aan wien het later werd verkocht, en heeft hij zich bij de beschrijving uit
het hoofd door de herinnering aan de luiken in den war laten brengen ").

Over het jaar, waarin het stuk ontstaan is, ontbreken afdoende gegevens, doch er
zijn verschillende omstandigheden, die er op wijzen, dat het omstreeks 1509 moet geschilderd
zijn. De vele figuren in het middenstuk herinneren aan Christus aan het kruis uit c. 1508,
dat veel drukker van compositie is dan de later geschilderde rustiger Kruis-afneming. Ook
de vorm van het drieluik komt met dat van c. 1508 overeen, en evenzoo het minder
uitgewerkte landschap en de vulling der bovenhoeken met architectuur. Het mutsje van
de H. Magdalena komt sterk overeen met eene dergelijke hoofdversiering op het
oudere stuk; haar waaierige sluier wijst meer op 1508 en het rijk uitgebeelde harnas en
costuum van den H. Joris doen denken aan het kleed van den opperpriester bij de Aan-
bidding van den slang op het rechterluik van het stuk van c. 1508. Omgekeerd herinneren
de grisaille figuren boven de zuilen aan die onder de tafreelen op het latere altaarstuk
van Marienpoel en hebben de wapenschilden denzelfden gebogen vorm als het wapen
van Amsterdam buiten op de luiken van dat stuk. De voorstelling zelf schijnt op 1509
te wijzen, daar de buitenluiken de wapens vertoonen van Willem van der Does en
Hendrika van Poelgeest en het stuk volgens overlevering ter herinnering aan den eersten
is geschilderd. Uit het archief van de Pieterskerk nu weten wij, dat in 1509 op 25 Mei
en 1 Juni door de kinderen en behuwd-kinderen, als erfgenamen van Willem van der
Does, schenkingen gedaan zijn aan de memoriemeesters dier kerk ’). De vader was toen
dus reeds overleden, waarschijnlijk kort te voren, daar de schenkingen wel in verband met
memoriediensten zullen zijn geschied. Waarschijnlijk is toen ook het altaarstuk geschilderd
om ter herinnering aan Willem van der Does in de kapel der familie geplaatst te worden.

Over de afgebeelde personen is betrekkelijk weinig bekend, ofschoon zij tot de
voornaamste burgers van Leiden behoorden, en de weinige gegevens zijn nog op ver-
schillende punten met elkander in tegenspraak.

308

1) Oud-Holland 1905, bl. 65.

2) Of heeft Dülberg zich soms vergist bij het maken van het excerpt?

3) Inv. 117 en 187; Regesten 468 en 469.
 
Annotationen