Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr.1]
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Opgravingen in de St. Servaaskerk te Maastricht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0056

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
liggen de treden van Namensche steen, 1.12 M. lang, 0.38 M. breed en ongelijk van
hoogte (bij de zuidelijke trap 0.215, bij de noordelijke 0.175 M.). Bij beide trappen is
slechts één trede geheel te zien, daar tusschen hare wanden, aan oost- en westkant, muurtjes
zijn gebouwd, waarop het oksaal gestaan heeft. Dat deze trappen bij de vieringscrypt
behooren, en niet in verband staan met de kleine crypt, blijkt daaruit, dat zij erop zijn
aangelegd het fundament van de vieringspijlers vrij te laten, die nog niet bestonden, toen
de kleine crypt gebouwd werd. Bij den bouw van het oksaal moesten deze trappen
vervallen; de toegang naar de vieringscrypt is toen verlegd naar de plaats, waar zij bij
de restauratie opnieuw is aangebracht.

Na de hier beschreven gravingen, heb ik nog twee andere ondernomen. De eene
gaf geen stellig resultaat, de andere is nog niet voltooid. Beide echter hebben zij geen
invloed op de belangrijke uitkomst van dit onderzoek met spade en pikhouweel, die ik
ten slotte nog even kort wil samenvatten.

In het noodzakelijk verband gebracht met de critisch gezuiverde historische gegevens
en met de resultaten van een langdurig onderzoek der bovengrondsche deelen van het
gebouw — gezamelijk het onderwerp der uitvoerige studie, welke ik elders uitgeef, —
stellen de opgravingen ons in staat in den vóór-gothischen aanleg van de St. Servaaskerk
(afgezien van den westbouw) drie perioden met volkomen zekerheid te onderscheiden:

I. Dadelijk, nadat de kerk van Monulphus in 881 door de Noormannen was
verwoest, is op een heuvel een nieuwe kerk gebouwd, bestaande uit een driebeukig schip
van zeven traveeën en een rechthoekig gesloten choor. Onder het choor lag een waarschijnlijk
T-vormige crypt, en ten westen daarvan een ontoegankelijk vertrek, waarin vermoedelijk
de marmeren sarkofaag van St. Servaas stond, wiens gebeente in een schrijn op het
hoofdaltaar werd bewaard.

II. Kort na 1000 heeft men ten oosten van deze kerk, tegen de helling van den
heuvel, een lang dwarspand gebouwd en een diep, rechthoekig priesterchoor met zijkapellen,
en vervolgens dit nieuwe deel aan het oude verbonden door het oorspronkelijke presbyterium
af te breken en op de plaats van de westelijke helft daarvan het oude schip oostwaarts
met ééne travee te verlengen. Onder het nieuwe choor strekte zich eene crypta uit, door
cryptkapellen geflankeerd, en met een smalle gang aan de T-vormige oude crypt verbonden.
Na deze vergrooting werd de kerk in 1039 gewijd.

III. In de tweede helft der twaalfde eeuw is het choor van 1039 grootendeels
afgebroken en de rechthoekige sluiting vervangen door een halfronde concha, door torens
geflankeerd. De choorcrypt verloor nu haar licht, werd daarom volgestort, en vervangen
door een nieuwe crypt op hooger peil, onder de viering, zoodat het grootste deel der
T-vormige crypt moest verdwijnen. Tegelijkertijd zijn verschillende kapellen en aanbouwen
opgetrokken, een en ander omstreeks 1180 voltooid.

Door verschillende harceeringen is deze ontwikkeling op afb. 3 aangegeven.

JAN KALF.

44
 
Annotationen