Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 2-3]
DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Opgravingen in Nederland, [2]: Hunnebedden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0105

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Ouder nog dan de grafheuvels zijn de hunnebedden. Dat blijkt in de eerste plaats
uit het aardewerk. Maar de nu zoo nauwkeurig bekende hunnebedden zijn niet de oudsten.
De ingewikkelde bouw bewijst dit ten duidelijkste. Lange tijd moet zijn voorbijgegaan,
voordat men zoo groote bouwwerken heeft kunnen tot stand brengen. Nu zijn de oudere,
meer eenvoudige hunnebedden in ons land nog in het geheel niet onderzocht. Op die
wijze ontbreken ons de gegevens om met eenige zekerheid een datum te bepalen. Wèl
mogen wij vaststellen, dat reeds vóór 2000 dergelijke steengraven in ons land zijn gebouwd.

Nog minder zeker zijn wij over den tijd, aan de hunnebedden voorafgaande. Zóó
oude voortbrengselen van menschen zijn, zooals wij reeds opmerkten, uit ons land niet
bekend. In de nabijheid, in België, meent men aan dezen tijd te mogen toeschrijven de
overblijfselen van woningen, fonds de cabanes. Het aardewerk in deze hutten gevonden,
met banden en spiralen versierd, vertoont groote overeenkomst met aardewerk uit de
landen aan den Donau. En men heeft opgemerkt, dat er een overeenkomst is tusschen
de beschaving aan den Donau uit dien tijd en de overblijfselen in de oudste versterkte
nederzetting op de plaats van Troje. Werktuigen, wapens, vaatwerk, versiering, alles wijst
op een voortdurenden en wederkeerigen invloed van de landen aan de Egeïsche Zee,
Troje, ïhracië en de Donaulanden. Door deze verbinding is het ons weer mogelijk een
datum te noemen, want met hulp van het gevondene in Griekenland kan men, op
grond van de Egyptische chronologie, vaststellen, dat de nederzetting in Troje nog ouder
moet zijn dan 2500 vóór het begin onzer jaartelling. — Een hooger opgaan is voor
ons niet mogelijk.

Ten slotte zal nog met een enkel woord zijn te spreken over de bevolking. Wij
kunnen de mogelijkheid niet ontkennen, dat er tal van verhuizingen van volken in ons
land hebben plaats gehad vóór het begin der geschiedenis, zooals wij weten van dergelijke
tochten door de geschreven overlevering. Wellicht is de verandering van grafgebruiken,
die wij telkens opmerken, inderdaad veroorzaakt door verandering van bevolking. Zekerheid
daaromtrent hebben wij niet. Boven hebben wij reeds gezegd, hoe de verschillende soorten
van hunnebedden samenhangen en hoe het mogelijk is uit de hunnebedden de grafheuvels
af te leiden. Ook bestaan overgangen tusschen de grafheuvels en de urnenvelden en
Dr. Holwerda heeft nog bijzonder de aandacht gevestigd op de verwantschap tusschen
ouder en jonger aardewerk.

De verandering in de gebruiken van begrafenis en ook de lijkverbranding is niet
noodzakelijkerwijze het gevolg van een verandering van bevolking. Even goed kan een
veranderde opvatting van het leven hiernamaals de oorzaak zijn. In de klassieke landen
bestaat de lijkverbranding naast het begraven en in het volle licht der geschiedenis merkt
men in Italië verandering op van gebruik, zonder eenige wisseling van bevolking.

Wil men een voorstelling geven van de oudste bewoners van ons land, dan zal
men het onderzoek verder moeten uitstrekken. In de eerste plaats zijn de berichten der
klassieke schrijvers te raadplegen om een vasten grondslag voor de beschouwingen te

93
 
Annotationen