Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 2-3]
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Het nieuwe Centrale Museum te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0107

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
eene curieuse antieke omlijsting vormt voor de fraaie oudheden, maar overigens door
gebrek aan ruimte, door slechte verlichting en door vochtigheid deze plaatsing kenmerkt
als geheel onvoldoende en slechts als tijdelijk hulpmiddel te verschoonen. Ook overigens
laat de toestand der verzameling te wenschen over; de voorwerpen zijn alleen op korte,
aan de voorwerpen gehechte etiquetten beschreven; een catalogus en een gids bestaan niet.

Het Museum van het Provinciaal Utrechtsch genootschap is in de jaren 1842 vlg.
door het genootschap bijeengebracht, vooral naar aanleiding van de werkzaamheden eener
Provinciale commissie tot het doen van opgravingen, die van 1828 tot 1849 werkzaam
was. De verzameling, beheerd door den archivaris Dr. Vermeulen, is zonder eenig vast
plan aangelegd, maar bevat voornamelijk Romeinsche en Germaansche oudheden. Bij mijne
aankomst ten stadhuize (1874) vond ik de collectie (toen beheerd door Dr. Hulsebos)
geborgen in eene veel te kleine bovenkamer van het stadhuis. Zij is toen overgebracht
naar een ruimer vertrek van het stadhuis; de weinige middeleeuwsche en latere voorwerpen
zijn geruild tegen de enkele Germaansche en Romeinsche voorwerpen van het Stedelijk
museum; de voorwerpen, die niet in den catalogus van Dr. Vermeulen (1868) vermeld
waren, zijn ook door Dr. Hulsebos in een supplement beschreven (1890). Het museum
is in 1891 met het Stedelijk museum overgeplaatst naar het gebouw Hoogeland, waar het
twee (veel te kleine) vertrekken vult. Het plan van het museum is nog steeds gebrekkig;
van den nieuwen catalogus zijn door Prof. Vollgraff Jr. en Prof. Vogelsang belangrijke
bestanddeelen opgesteld, die evenwel nog niet voltooid zijn.

Het museum Kunstliefde is in 1873, op het initiatief van de heeren Jhr. Clotterbooke
Patijn en Philip van der Keilen, gevormd door samenvoeging van de schilderijen der
gemeente Utrecht en die van de oude Utrechtsche Teekenacademie, die zich in het bezit
van het genootschap Kunstliefde bevonden; door schenking en aankoop is het museum
sedert niet onbelangrijk vermeerderd. Het was geborgen in twee bovenzalen van het
Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. De catalogus is in 1885 samengesteld en
uitgegeven door mij, in verbinding met mijne vrienden A. D. de Vries Az. en A. Bredius
(supplement van 1893). De lokalen waren allengs veel te klein geworden, zoodat zelfs
de gang vol schilderijen hing; het beheer werd gevoerd door den conciërge van het
gebouw. In 1905 is de verzameling overgebracht naar het nieuw gestichte gebouw van
Kunstliefde, waar de collectie hoogst gebrekkig werd tentoongesteld. In 1911 heeft de
gemeente dan ook het contract met Kunstliefde opgezegd en hare schilderijen teruggenomen,
die thans opgeborgen en tijdelijk niet voor het publiek toegankelijk zijn. Ook het vroegere
museum Kunstliefde is sedert als museum opgeheven en voor het publiek gesloten.

Bovendien is er te Utrecht nog eene kleine, maar zeer waardevolle verzameling
oudheden, die berust onder de Oud R. C. Clerezij. Zij bevat slechts enkele, maar zeer
kostbare voorwerpen. Vroeger was zij belangrijk grooter dan thans: veel is door gebrek
aan zorg verloren gegaan. Het is mij echter altijd voorgekomen, dat, wanneer het mogelijk
werd, in de verschillende pastorieën der Clerezij een grondig onderzoek in te stellen,
denkelijk nog betrekkelijk veel, misschien zelfs veel merkwaardigs ontdekt zou worden.

7

95
 
Annotationen