Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 2-3]
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Het nieuwe Centrale Museum te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0108

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Ik heb altijd gehoopt, dat zoodoende een belangrijk museum van de Clerezij tot stand
gebracht zou kunnen worden, en dat dit, hetzij in de pastorie van St. Gertrudis, hetzij
in het Stedelijk museum, een paar vertrekken zou kunnen vullen met eene kleine doch
zeer opmerkelijke verzameling van thans allerwege verspreide voorwerpen.

Nog valt hier te noemen het museum van Kunstnijverheid, dat in 1884 door de
toen opgerichte Vereeniging het Utrechtsche museum van kunstnijverheid gesticht is. Het
bevat in hoofdzaak pleisterafgietsels en plaatwerken, reproducties dus van meestal oude
voorwerpen van kunstindustrie. Toch ontbreken er de elementen voor een eigenlijk museum
van kunstnijverheid niet geheel: er zijn ook eenige oude meubelen, die nu en dan, als
zich eene goedkoope gelegenheid voordeed, zijn aangekocht. Het museum behoeft echter
eene grondige reorganisatie. De middelen tot aankoop van voorwerpen, en zelfs tot het
behoorlijk opknappen van de aangekochte voorwerpen ontbreken, zoodat het geheele
museum thans een hoogst onbevredigenden indruk maakt. Het museum is geborgen in
eenige lokalen van een perceel aan de Wittevrouwenkade, die veel te bekrompen zijn;
een catalogus bestaat niet. Het museum, dat weinig bezocht wordt, wordt beheerd door
den directeur van de kunstnijverheidschool, den heer P. J. Houtzagers.

Niet één dezer musea verkeert derhalve in bevredigenden toestand, ook met het
Stedelijk museum zelf is dit sedert jaren het geval; want de lokalen in het niet groote
gebouw op het Hoogeland zijn, nu de aanwinsten van 25 jaren daarin allengs opgenomen
zijn, opgepropt vol. Sinds lang was het mij dus duidelijk, dat raad geschaft moest worden ;
sedert jaren behoorde het ook reeds tot mijne illusiën, om bij de uitlegging van het
bekrompen gebouw op het Hoogeland deze gelegenheid te gebruiken, om ook aan de
andere gebrekkig gehuisveste musea een behoorlijk onderkomen te bezorgen. Reeds in
mijne archiefverslagen van 1907 en 1909 heb ik over dit plan uitvoerig gehandeld.

Inderdaad is toen en later beproefd, in deze richting werkzaam te zijn. Door den
directeur der gemeentewerken, den heer F. J. Nieuwenhuis, zijn in opdracht van het
gemeentebestuur twee plannen gemaakt, om door aanbouw van vleugels in het bestaande
gebouw ruimte te maken tot betere berging van de stedelijke verzameling en tevens voor
eventueele opname van de andere kunstverzamelingen. Maar die plannen zijn beiden
verworpen: zelfs wanneer de boomen in het fraaie kleine park op het Hoogeland bijna
allen omgehakt werden (waartegen groot bezwaar bestond), dan nog scheen er slechts te
nauwernood zooveel ruimte gemaakt te kunnen worden, dat die voldoende zou zijn om
ook de andere musea op te nemen en om bovendien ruimte te laten voor vermeerderingen.
Elders moest dus die gelegenheid gezocht worden. Toen ben ik teruggekomen tot een
denkbeeld, dat reeds voor meer dan dertig jaren bij mij opgekomen was, namelijk om
de gebouwen van het St. Agnietenklooster voor een centraal museum in te richten; na
jarenlange bemoeiingen en onderhandelingen is dit plan thans eindelijk gelukkig geslaagd.

Het klooster van St. Agnes is omstreeks 1420 gesticht door eene vergadering van
begijnen, dochters der moderne devotie, die sedert 1414 gewoond hadden in een gebouw

96
 
Annotationen