Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 2-3]
DOI Artikel:
Boekbespreking
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0133

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
bovendien ook uiterlijk door de maten en door de bijzondere wijze, waarop er aan den
achterkant gaatjes in zijn aangebracht, zich als saamhoorig uitwijst, niet is genoemd. Ik
zou zeggen, als de «Christus in den Hof van Gethsemane” niet uit dezelfde werkplaats
is als het «Laatste Avondmaal” in questie, dan behooren ook 147 en 148 slechts geïsoleerd
genoemd te worden. Maar vermoedelijk is dit eene vergissing. Voorts No. 151 : H. Begga;
hierbij staat eene verwijzing naar No. 168, waar inderdaad een heilige met dezelfde
attributen, doch naar mrjne meening verschillend van stijl wordt genoemd. Daar het nu
niet de gewoonte is in dezep catalogus de figuren, die ikonogvafisch met elkaar in verband
staan, door verwijzingen bijeen te trekken, zoo vermoed ik ook hier slechts eene vergissing.

No. 159 behoort bij de nummers: 120, 121, 122; als men toch verwijst, wat
wij zeer nuttig achten, dan ware het ook hier gepast. Eveneens behoorde in de noot
van No. 183: «Aanbidding van het kind”, van den Meester van het Engelenconcert,
tusschen de Nos. 184 en 187, ook onmiddelijk 186 genoemd te worden, die er wel later
door andere noten mede in betrekking wordt gesteld, doch die men hier mist.

Bij No. 190 zou ik verder eene kleine aanwijzing willen geven: het geldt hier het
costuum van den als Karei den Stoute gequalificeerden ridder, een der vier houten

gravenbeelden uit het bezit der Gemeente Amsterdam; er staat:.»op het hoofd

een muts gelijkende op een tulband van voren versierd met een kleinood." Dit is over het
algemeen juist, maar toch is deze tulband-achtige muts er eene van bijzondere soort. Zou
men het gebronsde détail, zooals het thans is, op het eerste gezicht wellicht ook voor een
lauwerkrans kunnen houden, een schilderij van Geertgen, te Praag, en de evenzoo gevormde
hoofdbedekking van den kleinen zandsteenen heiligen ridder (Joris) uit het Stedelijk
Museum te Utrecht, maken duidelijk, dat we hier met een muts van veeren te doen hebben.

Nos. 227 en 228: deze beide beeldjes, vroeger onderscheidelijk 45 en 50, behooren
duidelijk tot éénzelfde compositie. Dat is thans wel eenigszins aangegeven, door ze te
noemen als opeenvolgende nummers, maar blijkt niet uit een noot wat, naar ik meen,
elders in den catalogus over het algemeen het geval is.

Maar dit zijn slechts kleine vlekjes, die desnoods door een in te leggen blaadje
met errata zijn te verwijderen, en die geenszins mogen wegen tegen de vele nieuwe
observaties en de soms zoo scherpzinnige verklaringen, die aan den ouden tekst zijn
toegevoegd. Dat de «Nymf in wit marmer”, geteekend «Godecharle . Bruxi . f . 1792”
eene variant is van de bekende oudere bronnymf van Coysevox in het Louvre moge van
mijn kant nog als een scherfje, ter betuiging mijner belangstelling, worden bijgedragen.
Ik heb nog één wensch: Zou het niet mogelijk zijn, als men er soms toch toe overgaat
een blaadje met verbeteringen te doen drukken, daar dan tevens aan toe te voegen een
rijtje nummers van de platen en clichés in de uitgave: Die Holzskulptur in den Niederlanden II?
Het is zoo gemakkelijk om de identiteit van de daar gegeven afbeeldingen met de
beschrijvingen en nummers in den Catalogus onmiddelijk te kunnen vaststellen, en het
kost zoo weinig moeite zoomede dit volledige platenmateriaal rechtstreeks met den Catalogus
in verband te brengen.

121
 
Annotationen