Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 6]
DOI Artikel:
Kalf, Jan: Graftombe der Arkel's te Gorinchem
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0277

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
om de polsen nauwsluitende mouwen van hare tuniek. Op het hoofd draagt zij een
huif (guimpe), om het gelaat gevouwen en afhangend op rug en schouders. Van beide
figuren zijn de gezichten helaas zeer verminkt. Men kan slechts vermoeden, dat zij
conventioneel, weinig karakteristiek behandeld waren. De handen, hoewel ook geschonden,
geven een slanken vorm te raden, wel in overeenstemming met de ongetwijfeld fijne en aan
de polsen mooi gebogen onderarmen. De lichamen zijn rijzig, het kleed van de vrouw is
in symmetrischen plooival — maar toch niet stijf — gedrapeerd en haar huif is van een
nobelen omtrek. De beelden zijn ongetwijfeld minder plomp dan de figuur van Arnoud
van der Sluys uit de abdij van Berne (+ 1311) en doen in hunne gestalte eer denken
aan de beelden der Geervlietsche tombe (dz 1316), bij welke echter de hoofden sterk
gedisproportioneerd — te klein — zijn, hoewel er naar iets als een portret schijnt gestreefd.

Verwonderlijk is, juist bij deze vergelijking, de armelijke behandeling der baldakijnen
van het Gorinchemsche monument. Zoowel bij het gedenkteeken uit Berne als bij dat
te Geervliet zijn de overhuivingen rijk behandeld, in de rijzige vormen van den bloeitijd
der gothiek. In Gorinchem daarentegen, waar de figuren meer verfijning toonen, zijn de
baldakijnen uiterst sober en eentonig versierd door met driepassen gevulde cirkeltjes.

Alles bij elkaar genomen meen ik, dat dit beeldhouwwerk zeer goed uit het eind
van de dertiende eeuw kan zijn, uit een werkplaats waar de traditie van den gestyleerden
plooival nog leefde en die ook in het architectonische détail nog vasthield aan groote
soberheid. Misschien mogen wij dan het bericht van Van Zomeren (blz. 14), dat de
heeren Van Arkel het altaar van O. L. Vrouw in het choor van dien naam, waarin hun
grafkelder was, »omtrent den jaare 1300 of iets eerder” hadden gesticht, wel aldus
opvatten, dat zij tegen 1300 de tombe hebben opgericht en bij die gelegenheid aan het
altaar eene fundatie schonken. Tusschen het van omstreeks 1230 dagteekenende praalgraf
van Gerard III van Gelder en zijne vrouw, in de Munsterkerk te Roermond, en de
vroeg veertiende-eeuwsche tomben van Berne en Geervliet vormt het Gorinchemsche
monument een merkwaardigen schakel.

Ik zeide reeds, dat de beelden geschilderd zijn geweest en lang niet ongeschonden
tot ons kwamen. Van de vermoedelijk niet oorspronkelijke polychromie is alleen het
rood op wit van het schild nog goed herkenbaar. De verminkingen zijn op de af beelding
te zien. Behalve de beschadigingen in en om de gelaten, treft het ontbreken van den
kop van den leeuw aan de voeten van den man, terwijl de linkerhelft van den baldakijn
boven de vrouw kennelijk eene herstelling is: zij is uitgevoerd in andere steen en de
plaat is hier 0,195 M. dik, inplaats van 0,15 M.

Niettegenstaande zijn geschonden toestand, verdient dit monument toch, als
allerzeldzaamst staal van dertiende-eeuwsche sculptuur in ons land, een zorgvuldige
bewaring, zoodat het zeer valt toe te juichen, dat Kerkvoogden erin hebben toegestemd
den steen op een goed verlichte plaats opnieuw in hunne kerk op te stellen.

JAN KALF.

265
 
Annotationen