Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Contract met den Dombouwmeester Godijin van Dormael, 1356
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0162

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i48

die in het Hollandsen gewoonlijk vertolkt wordt als »meyster in de loedse" 1),
hoofd van de bouwloods, die op het Domplein gevestigd was op den hoek
der Voetiussteeg (op de plaats, waar later het huis van de beroemde Anna
Maria van Schurman verrijzen zou), Hij zou het hoofd zijn der loods en
de werklieden mogen aannemen en afzetten; doch hij zou ondergeschikt
zijn aan den »wercmeyster". met wien hij te dezer zake steeds zou hebben
te overleggen en die de sleutels van het werk zou bewaren, ten einde te
allen tijde toezicht te kunnen oefenen. Wij herkennen in dezen »werc-
meyster" den kanunnik van het kapittel, die op zijne beurt een jaar lang
het beheer der Domfabriek zou voeren, als »kameraar" der fabriekkamer
van het kapittel: het tijdelijke hoofd der geheele onderneming, die aan
het eind van het jaar rekening aan het kapittel aflegde over zijn beheer.

De nieuwe Dombouwmeester zou niet, zooals dit destijds bij kleinere
kerkbouwen wel geschiedde, elders mogen wonen en nu en dan een bezoek
aan het werk brengen om het op te nemen • hij zou zich op waarschuwing
van het kapittel binnen twee maanden te Utrecht moeten komen vestigen
en daar blijven wonen. Dagelijks zou hij op het werk aanwezig moeten
zijn en niet alleen het opzicht over de werklieden voeren, maar ook zelf
werken »met der hand". Van welken aard deze werkzaamheden waren,
zegt het contract duidelijk: hij zou »visieren", »meysteren" en doen maken
(niet op zijne kosten) alle werkzaamheden, die het kapittel in steen, hout,
goud, zilver, lood en ijzer zou doen uitvoeren; derhalve de ontwerpen
teekenen van alle kunstwerken, die het kapittel, zoolang hij aan het hoofd
der loods stond, in steen, metaal of hout liet maken en het opzicht houden
over de uitvoering daarvan. Terwijl de kameraar van de fabriek („werc-
meyster"') de leider was van het geheel en aan het hoofd stond van de
administratie, was de fabriekmeester het hoofd van de geheele artistieke
productie van het kapittel. Ook eene andere werkzaamheid van den bouw-
meester wijst daarop: op last van den »wercmeyster" moest hij reizen
ondernemen voor het aankoopen van de noodige materialen (steen, hout,
ijzer en lood) en zich daartoe overal heen begeven, waar hij zonder lijfs-
gevaar verkeeren kon.

Hij was uitsluitend in dienst van het kapittel. Andere werkzaamheden
mocht hij niet zonder verlof op zich nemen; wij hebben in dezen te
denken aan het opzicht over den bouw van kerken in andere steden,
zooals wij wel vernemen, dat de bouwmeester der kerk in den Bosch het
opzicht hield over den bouw eener kerk te Utrecht, of een Utrechtsche
architect over den kerkbouw te Zwolle. Daarop werden echter twee uit-
zonderingen aangenomen: den Bisschop en den Domproost zou de Dom-
bouwmeester hebben bij te staan in alles, wat zij hem in hunne qualiteit
vroegen (men denke aan herstellingen van het Bisschopshof of aan het

i) De stadsarchitect te Utrecht heette nog tot in de 19e eeuw stadsfabriek. De
Dombouwmeester wordt ook wel viarchilathomus" genoemd.
 
Annotationen