Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI Heft:
Nr. 4-5
DOI Artikel:
Muller, Samuel: Contract met den Dombouwmeester Godijin van Dormael, 1356
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0163

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
149

slot te Doorn, de residentie van den Domproost); en wanneer een dei-
kanunniken van den Dom het hem toebehoorende klaustrale huis op het Dom-
plein wenschte te verbouwen, dan ook moest de Dombouwmeester zijne
voorlichting (kosteloos) verleenen.

Voor al deze werkzaamheden ontving de Dombouwmeester een vast
loon. een zéér hoog loon voor dien tijd, een schild per week ; bovendien
een pak kleederen, en emolumenten tot een maximum van 8 pond. Eindelijk
had hij nog vrije kost. evenals de kanunniken, brood en bier uit de
bakkerij en brouwerij van het kapittel en de zoogenoemde »maneptnninghe"
(denarii mensurnales), die voor de kanunniken de geregelde uitdeelingen
van vleesch. visch en wijn vervingen. Denkelijk zal hij ook vrije woning
hebben gehad in of bij de Domloods. Verdere emolumenten (betalingen
door leerjongens en afval van de gebruikte materialen) worden daarentegen
uitdrukkelijk uitgesloten.

Wij kunnen ons uit dit bovenstaande eene vrij duidelijke voorstelling
vormen van de positie van den middeleeuwschen Dombouwmeester. Ook
van zijne bekwaamheid kunnen wij ons een goed denkbeeld maken. Immers
wij bezitten nog het resultaat van zijne werkzaamheid; zonder twijfel is
onder zijne leiding de fraaie lantaarn van den Domtoren gebouwd, die
juist thans gerestaureerd wordt. Wij vernemen, dat de torenbouw begon
in 1321 onder leiding van zekeren meester Jan, die uit Henegouwen
afkomstig was1); waarschijnlijk was Mr. Godijn van Dormael diens opvolger.
Zeer lang heeft hij niet aan het hoofd der Domloods gestaan; want toen
de toren in 1382 voltooid werd, had een andere Mr. Jan, die naar zijn
ambt Jan van den Doem heette, de leiding van het werk Opmerkelijk
is het zeker, dat althans de beide eerste meesters uit het zuiden afkomstig
zijn: het merkwaardige type van den Utrechtschen Domtoren, dat zich
het eerst daar vertoont en sedert over geheel Nederland verbreid wordt,
is dus afkomstig niet uit de Rijnstreek, maar uit België.

S. Muller Fz.

1) »Hujus turris inchoator primus erat Mag. Johannes, natus de Hannonia, diligens
et fidelis." (Lib. met», eccl. Traject, vlg. Matthaeüs, Fundat. p. 32.)

2) Zijn grafschrift (dd. 1385) luidde (vlg. Van Engelen's 11. S. i p. 85, 88.
Stadsbibl. Utrecht) aldus:

«Johan van der Doem was sijn naam,

»Om toorns te bouwen aldus bequaam.

»Heeft desen doen maken in korten tijd,

»Soo sijn graft MCCC ende V en tachtig ons seyt."
Het stond aan de westzijde van den Domtoren, bij de (nog bewaarde) inscriptie
over de voltooiing van den torenbouw in 1382 (zie Beka, Chron. p. 111). Alen
heeft dezen Mr. Jan wel geïdentificeerd met zijn Henegouwschen voorganger, die
60 jaar vroeger den bouw begon; de aanstelling van Godijn van Dormael in de
onderwijl verloopen periode bewijst afdoende de onjuistheid dezer (op zichzelf wegens
het lange tijdsverloop reeds onwaarschijnlijke) identificatie.
 
Annotationen