Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Goekoop-de Jongh, Johanna: Rembrandt en Lastman
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0047

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
4i

Wat hem vroeger als leerling nooit in die mate getroffen had: de
schikking, het in-elkaar-zetten der dingen begreep en doorzag hij nu als
een kunst, die hem nog ontbrak en die hij machtig moest worden.

In de Sturm- und Drangperiode, in den tijd dat hij alles wilde kennen
en kunnen, dat hij opwekking en prikkel zocht in alle richtingen van kunst:
bij Rubens, de Italianen, de perzische miniaturen, de oud-vlaamsche kunst —
in dien tijd kwam hij ook weer bij Lastman terug.

En — de teekening werkte na. Ze werd niet gemaakt als indruk
alleen, zonder meer, louter uit piëteit voor den leermeester, maar met het doel
om als materiaal en leering voor eigen schepping te dienen, zooals Rembrandt
de meeste zijner indrukken tot studie verwerkte en b.v. later de teekening

naar het schilderij van Castiglione zou omzetten in een eigen portretstudie.

Zijn schets naar het Ofler te Listra van Lastman, werd de grondslag
voor het schilderij van de Prediking van Johannes den Dooper (Museum
te Berlijn, in grauw geschilderd + 1635), hoewel hij geheel zich zelf bleef
in de keuze van onderwerp en het begrijpen der dingen, dat de Bijbel niet
anders kende als geleefd door menschen van eigen omgeving en zich de
menigte, die naar Johannes den Dooper luisterde, allerminst voorstelde als
een klassieke, maar als een uit het gewone dagelijksche leven.

Naar haar voorbeeld liet hij de opstelling in de breedte uitdeinen,
zette hij de hoofdfiguur hoog in een hoek.

In navolging van haar ontstond de houding van johannes den Dooper,
zich met uitgestrekten arm tot de menigte buigend.
 
Annotationen