Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Het praalgraf van Heer Nicolaas van Putten en van diens gemalin Aleida van Strijen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0070

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
64

staat van: »pridie esti", terwijl uit dezelfde lijst blijkt, dat hier in
't bijzonder de dag vóór 't feest van Simon en Judas bedoeld wordt. De
vertaling luidt dan, dat Heer Nicolaas »de woede van den dood helaas! heeft
ondergaan op den dag, welke aan het feest van Simon en Judas vooraf-
ging", (d. i. den 27en van Wijnmaand).

Thans rest ons nog de beantwoording der vraag, welken rang het
Geervlietsche grafmonument bekleedt onder de graftomben, die in onze
Nederlandsche kerken voorkomen.

Als het oudste praalgraf in ons land mag dan beschouwd worden het
in 1230 opgerichte grafmonument van Gerard 111, Graaf van Gelder en
Zutphen, en van diens gemalin Margaretha van Brabant, hetwelk geplaatst
is in de door hem in 1218 gestichte O. L. Vrouwe Munsterkerk te
Roermond; op de Romaanschc tombe wordt Gerard III echter niet gehar-
nast afgebeeld, doch in een onder- en bovenkleed met een smallen gordel,
waaraan een beurs is bevestigd.

Na dit monument komt in chronologische volgorde het grafmonument
van Heer Aernout van der Sluis (-J* 1309) uit de abdij van Bern bij Heusden,
dat van 1311 dagteekent en in het sousterrain van het Rijksmuseum te
Amsterdam is opgeborgen. Dit praalgraf vraagt onze bijzondere belangstelling,
omdat dit met dat van Heer Nicolaas van Futten de eenige Nederlandsche
monumenten zijn, waarop de afgebeelde ridders in een maliënkolder zonder
bijgevoegde versterkingsdeelen voorkomen. Al is het Geervlietsche monu-
ment, dat slechts eenige jaren jonger is dan dat van Aernout van der
Sluis, ook minder zorgvuldig uitgevoerd *) dan dit laatste, toch geven wij
aan het eerste eene grootere waarde, doordien het geheele Geervlietsche
praalgraf, zoowel beelden als tombe, uit één tijd is, terwijl daarentegen dat
van Heer Aernout van der Sluis, zwaar geschonden, uit verschillende deelen
bestaat, die niet bij elkander behooren. Zoo behoort de sarcopbaag ver-
moedelijk niet bij het beeld met de zerk. Het geheel is kleiner van
behandeling en past in de maat niet goed onder de zerk. Bovendien
wordt een gedeelte van de zerk met de beenen van Heer Aernout vermist.

Is dus dit monument, na dat van Gerard III, Graaf van Gelder en
Zutphen. het oudste, waarna dat van Heer Nicolaas van Putten volgt,
als praalgraven, waarop ridders voorkomen in een maliënkolder zonder
verdere versterkingsstukken, zijn zij eenig in Nederland en verdient dat
van Geervliet om zijne volledigheid de eerste plaats.

Uit een en ander zal het duidelijk zijn geworden, dat het van het
hoogste belang is voor de geschiedenis, om het Geervlietsche grafmonument
voor verder verval te behoeden.

Wat kan in het belang van dit gedenkteeken worden gedaan, opdat
het beter tot zijn recht kome en zonder dat het zijn cachet verliest?

Wil men het uit zijn tegenwoordig verblijf in de nis wegnemen, om

1) Zie •>> La sculpture Hollandaisë van den heer Pit.
 
Annotationen