Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Weissman, Adriaan Willem: De engelsche bloedverwanten van Hendrik de Keyser
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0063

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Covent Garden, dat toen nog een landelijke buurt was. In 1636 breidde Stone zijn bezit
uit, door grond van de graven van Bedford en Pembroke te koopen.

Twee aanteekeningboeken van Nicholas Stone berusten nu in het Soane Museum
in Lincolns Inn Fields te Londen. De directeur van dat museum, de heer Walter J. Spiers
was zoo vriendelijk, mij omtrent die boeken het volgende mede te deelen.

»Het eene is een boek, waarin de overeenkomsten met de bestellers en met de
werklieden naar tijdsorde door Stone zijn opgeteekend. Het begint in 1631 en eindigt
in 1642. Het tweede boek bevat aanteekeningen, die Stone waarschijnlijk aan het einde
van zijn leven heeft opgeschreven. De daarbij vermelde jaartallen zijn niet te vertrouwen.
Blijkbaar heeft Stone zich toen alles niet juist meer kunnen herinneren.”

Walpole heeft in zijn »Anecdotes of Painting” 2) alleen het tweede boek vermeld
en niet aan de juistheid der jaartallen getwijfeld, ofschoon een vergelijking met de
monumenten zelf hem de onjuistheid in vele gevallen had kunnen aantoonen.

In 1647, toen Nicholas Stone gestorven was, en zijn twee zoons Henry en John
hem in zijn werkplaats opvolgden, is de laatste begonnen, de aanteekeningen in het tweede
boek voort te zetten. Dat er tusschen 1642 en 1647 een gaping in het boek voorkomt
is een gevolg van de onrustige tijden, die Engeland door de worsteling tusschen Karei I
en de Puriteinen beleefde.

De laatste aanteekening van Stone zegt, hoe hij het in 1642 geraden vond, zijn
geld en kostbaarheden op een veilige plaats te begraven, opdat de Puriteinen er zich
niet meester van zouden maken.

John Stone, die door zijn ouders voor den geestelijken stand bestemd was, studeerde
destijds te Oxford. Maar hij nam, met vele andere studenten, dienst in het leger van
Karei I, en toen dit bij Marston Moor door Cromwell verslagen was, vluchtte hij met
een kameraad naar Londen. Daar heeft Maria de Keyser haar jongsten zoon, zonder dat
haar man het wist, bijna een jaar lang in het huis te Long-Acre verborgen gehouden,
en hem zoo van de galg gered. In 1645 vluchtte John naar Frankrijk, waar hij tot 1647
bleef. Aan het slot der aanteekeningen van John Stone heeft Charles Stoakes, zijn neef,
toegevoegd, dat Nicholas Stone, toen hij nog te Amsterdam bij Hendrik de Keyser werkte,
het portaal van de »Wester-kercke” heeft ontworpen en uitgevoerd.

Dit kan niet juist zijn. Immers Stone is reeds in 1613 met zijn jonge vrouw naar
Engeland vertrokken en de Westerkerk is pas in 1620 begonnen.

Stoakes kan echter de Zuiderkerk bedoeld hebben, die gebouwd werd toen Stone
bij De Keyser in dienst was. Een eigenlijk portaal heeft die kerk wel niet, maar aan de
St. Anthonies Breestraat staat nog altijd de aardige poort, als de eenig overgeblevene van
de drie, die tot het kerkhof toegang gaven. In haar bekroning ziet men de lijkbaar van het
Metselaarsgilde, met de schilden op het dekkleed, gelijk die bij een begrafenis gebruikt werden.

Het is niet onmogelijk, dat deze poort, die in haar realisme en haar geheele 1

1) Walpoles Anecdotes of Painting, Ed. Dallaway and Wornum, 1862.

51
 
Annotationen