Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Bijlage
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0109

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
accoord gaan met de wenken, die in het door Uwe Excellentie overgelegde rapport worden
verstrekt. Onze teekeningen zooals die in Augustus 1.1. voorloopig werden vastgesteld zijn
daarmede in overeenstemming.

Voor zoover deze nog niet geheel met de laatste vindingen kloppen, werden ze in
November opnieuw opgemaakt en hierbij overgelegd.

Het zal Uwe Excellentie duidelijk zijn, dat het ontwerp in ’t voorjaar van 1910
door ons ingediend, alleen als een geheel voorloopig ontwerp moet worden beschouwd
en wij al spoedig de overtuiging hadden verkregen, dat daarin aanmerkelijke wijzigingen
dienden te worden aangebracht.

Zoo b.v. werd van eene versiering van de gang in den stijl der XVIIe eeuw sub I
in rapport van 24 Sept. 1.1. door ons reeds lang afgezien.

Hetzelfde geldt omtrent de opmerking aangaande maat en vorm der vensters bedoeld

sub I alinea 4, welke worden bepaald door een -strek in den vorm van ezelsrug

nog in het metselwerk aanwezig.

Evenzoo wordt door ons volkomen beaamd de opmerking omtrent het boogfries
sub II, zie de overgelegde teekeningen en ook het weglaten der kap aan de Oostzijde
van het oude gedeelte.

Omtrent het verwijderen van de stijllooze deelen door »Baron van Brakel ongeveer
zeventig jaren geleden aangebouwd” moge hier de navolgende aanteekeningen worden
gemaakt.

Naar wij meenen wordt deze zaak beheerscht door de te onderscheiden volgende
twee vragen :

a. Welke deelen zijn zeker door Baron van Brakel plus minus 70 jaar geleden
toegevoegd.

b. Zullen deze wegens hun stijllooze behandeling worden verwijderd, of zijn er
utiliteits-redenen die voor het behoud pleiten.

A. Nauwkeurige opgaven van de werken door van Brakel uitgevoerd, in den vorm
van teekeningen of rekeningen ontbreken. Wij moeten dus onze toevlucht nemen tot het
plaatselijk onderzoek.

Dit heeft nu het volgende resultaat opgeleverd.

De ronde toren is niet aanwezig geweest bij den bouw van de drie eerste vleugels
in de middeleeuwen, maar voor de XVIIde eeuw toegevoegd, waarschijnlijk omtrent 1500
te oordeelen naar den vorm der vensters.

De natuursteenen treden en spil daarin thans aanwezig, zijn van later tijd, toen
men de daarin oorspronkelijk aanwezige gemetselde trap, heeft uitgebroken, die ook
geheel anders was verdeeld, om in de zalen van opvolgende verdiepingen direct toegang
te verleenen. Deze steenen trap kan, zoo als zij thans geplaatst is, nooit onmiddellijk
toegang tot de zalen in de verschillende vleugels geven, maar alleen door galerijen of
gangen daarheen voeren. Dat deze toestand ook voor de XlXde eeuw reeds heeft bestaan,
wordt ook bewezen door een »moet” aan de Noordzijde van den ronden traptoren boven

98
 
Annotationen