DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:Gelder, H. E. van: Iets over Barthold van Bassen, ook als bouwmeester van het Koningshuis te Rhenen
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0247
weidsch gebouw ziet voorgesteld. Denkt men de als cadre bedoelde voorgrond en linker-
partij weg, dan krijgt men volkomen een, zij het ook niet gevolgd, bouwplan.
Mogen wij uit deze drie feiten, gecombineerd, reeds vrij gerustelijk tot het bouw-
meesterschap van van Bassen besluiten, er zijn toch nog bovendien enkele andere ter
nadere illustratie aan te brengen. En dat wel uit den verderen architecten-arbeid van
van Bassen. Er is — zegt Dr. Bredius — van dien arbeid weinig of niets bekend,
hoewel hij sedert 27 Oct. 1638 »stadsfabricq” van ’s-Gravenhage was, en dit tot zijn
dood, 28 Nov. 1652, bleef. Slechts weet men, dat hij het torentje aan het Haagsche
Raadhuis bouwde (in 1647) en in verband daarmede het vertrek inrichtte, dat nu als
De Cunera-toren met een ontwerp voor het Koningshuis door B. v. Bassen.
spreekkamer naast de Burgemeester-kamer dienst doet. De bespreking van de plannen tot
dien bouw zou zelfs het onderwerp zijn van het Haagsch regentenstuk in dat jaar
door Corn. Jansz. van Ceulen op doek gebracht1); op dit schilderij, dat in het Haagsche
Gemeente-museum hangt, ziet men dus ook een portret van den schilder-bouwmeester. Ik
geloof echter hieraan nog wel iets te kunnen toevoegen. In de eerste plaats vinden wij
in de rekeningen der schutterij, dat aan van Bassen in 1634 geld betaald wordt voor het
»maecken van eenige teyckeningen”; nu weten wij, dat in dat jaar de plannen ontworpen
1) Er is echter m. i. niets, dat deze opvatting steunt: op de tafel ligt een resolutieboek open,
op den 26en Juli 1647, men beraadslaagde toen in het geheel niet over dien torenbouw: van Bassen
staat op de schilderij eenvoudig als hoofdambtenaar.
236
partij weg, dan krijgt men volkomen een, zij het ook niet gevolgd, bouwplan.
Mogen wij uit deze drie feiten, gecombineerd, reeds vrij gerustelijk tot het bouw-
meesterschap van van Bassen besluiten, er zijn toch nog bovendien enkele andere ter
nadere illustratie aan te brengen. En dat wel uit den verderen architecten-arbeid van
van Bassen. Er is — zegt Dr. Bredius — van dien arbeid weinig of niets bekend,
hoewel hij sedert 27 Oct. 1638 »stadsfabricq” van ’s-Gravenhage was, en dit tot zijn
dood, 28 Nov. 1652, bleef. Slechts weet men, dat hij het torentje aan het Haagsche
Raadhuis bouwde (in 1647) en in verband daarmede het vertrek inrichtte, dat nu als
De Cunera-toren met een ontwerp voor het Koningshuis door B. v. Bassen.
spreekkamer naast de Burgemeester-kamer dienst doet. De bespreking van de plannen tot
dien bouw zou zelfs het onderwerp zijn van het Haagsch regentenstuk in dat jaar
door Corn. Jansz. van Ceulen op doek gebracht1); op dit schilderij, dat in het Haagsche
Gemeente-museum hangt, ziet men dus ook een portret van den schilder-bouwmeester. Ik
geloof echter hieraan nog wel iets te kunnen toevoegen. In de eerste plaats vinden wij
in de rekeningen der schutterij, dat aan van Bassen in 1634 geld betaald wordt voor het
»maecken van eenige teyckeningen”; nu weten wij, dat in dat jaar de plannen ontworpen
1) Er is echter m. i. niets, dat deze opvatting steunt: op de tafel ligt een resolutieboek open,
op den 26en Juli 1647, men beraadslaagde toen in het geheel niet over dien torenbouw: van Bassen
staat op de schilderij eenvoudig als hoofdambtenaar.
236