Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Hoefer, Frederic Adolph: Verlag van de handelingen van de samenkomst van de vereenigingen voor "Denkmalpflege" en "Heimatschutz" in Salzburg op 13 tot 16 September 1911
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0290

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
II. Voorschriften. De beginselen zijn te zamen vervat in onderstaande algemeene
kerkelijke voorschriften:

a. de kanonieke straffen, vooral de door Pius IX (1869) vernieuwde excommunicatie
in den geest van de bepalingen van Paulus II (1468) en van het aeconomisch concilie
van Constantinopel tegen de koopers en verkoopers van kerkelijke goederen en kunst-
voorwerpen.

b. de wijding tot deurwachter (ostiarius) met zijne bepalingen, die tot het einde
van de 6de eeuw zijn aan te wijzen, vormen de oudste wet voor bescherming van monumenten.

c. de voorschriften van het concilie van Trente en van Benedictus XIII met betrekking
tot de herstellingen en veranderingen ten opzichte van de geestelijke verzorging. Kerkelijk
niet te rechtvaardigen zijn de heden ten dage te recht veroordeelde restauraties uit voorliefde
voor een bepaalden stijl, evenmin het gemis aan overeenstemming met het bestaande.
Geen enkele stijl kan als speciaal kerkelijk gelden. Elke stijl is kerkelijk, elke stijl is goed
voor de kerk.

De kopie behoort op de school. De kerkelijke kunst heeft evenveel recht op ont-
wikkeling als elke andere. Hooge waarde heeft de oude christelijke kunst, omdat hare
vormen nog eenvoudig, doelmatig en practisch zijn. Onze moderne kunst kan alleen
bloeien, wanneer zij onderscheid maakt tusschen traditioneele en konventioneele kunst.
De laatste is verwerpelijk, maar zonder op de traditie te letten begaat de kunst zelfmoord.

Professor Dr. Dehio uit Straatsburg sprak over »Denkmalpflege und Museen.”
Beide zijn natuurlijke bondgenooten en toch vertoonen zij sterke tegenstellingen. De
monumentenzorg beschermt, het verzamelen tast aan. De eerste houdt te zamen, het tweede
verspreidt, wil zelf bezitten, voor zich genieten en verlaagt het kunstwerk tot koopwaar.
De oude Romeinen waren als verzamelaars roovers, dit ras is nog niet uitgestorven. Eerst
in de 19de eeuw heeft de overtuiging veld gewonnen, dat kunstverzamelingen het openbaar
belang moesten dienen. Helaas beschouwt men de werken der beeldende kunst geheel
anders dan de werken van dicht- en toonkunst. De laatsten worden het gemeengoed der
geheele natie, de eersten blijven in de macht van den verzamelaar, die er mede handelen
kan, zooals hij wil. In het algemeen lijden de musea aan twee groote gebreken. Het eene
is de voortdurende, thans ijveriger dan ooit te voren bestaande verzamelwoede en de
daarmede verbonden kunsthandel. Het andere zijn de musea met internationaal programma.
Terwijl de monumentenzorg er meer en meer op uit is de kunstwerken op hunne plaats,
waar zij zijn, te onderhouden, trachten de verzamelaars en internationale musea zooveel
mogelijk kunstwerken naar zich toe te halen.

Diefstallen als van de Mona Lisa zijn er het noodzakelijk gevolg van. Roof of
koop is slechts een rechtskundige vraag, voor de monumentenzorg is beide »verlies”.
Geeft men zich hiervan wel genoeg rekenschap? Schaamt men zich niet? Het is onver-
antwoordelijk, dat een groot Museum in geheel Duitschland voorwerpen opkoopt en
zoodoende overal het inheemsche karakter aantast. Men moet zich niet vermommen door
met een vroom gezicht monumentenzorg te veinzen en feitelijk roof te plegen door handel

279
 
Annotationen