Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 9.1916

DOI Heft:
[Nr. 2-3]
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1916
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19805#0078

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
stil staan. Temeer bevreemdde het, op dergelijke posten te zien bezuinigd, wijl de
werkverschaffing door de herstelling van monumenten ten zeerste wordt bevorderd, een
doel, dat ’s Ministers ambtgenoten tot uitgaven van millioenen deed besluiten, en dat
zooveel beter door toestaan van hierbedoelde subsidiën wordt bereikt, wijl steeds de
voorwaarde gesteld wordt, dat belanghebbenden gelijkelijk bijdragen, met het gevolg, dat
een dubbel bedrag wordt verwerkt. Men bracht in herinnering, dat de Minister ten
vorigen jare een subsidie voor een monument schrapte, dat naar zijn zeggen op instorten
stond; komt het hiertoe, dan zal de herstelling oneindig meer kosten.

Bescherming van monumenten.

De Minister heeft ook in den loop van 1915 nog geen tijd kunnen vinden, deze
aangelegenheid nader onder de oogen te zien en betwijfelde, of hij in den eersten tijd
daartoe gelegenheid zal hebben ; trouwens, ook de Staten-Generaal zullen met andere
werkzaamheden overstelpt zijn. De Minister wees er op, dat het hier bovendien een
vraagstuk geldt, waaromtrent bij de deskundigen veel verschil van gevoelen bestaat en
waarvan dus allicht de oplossing beter nog eenigen tijd te verschuiven ware, totdat de
denkbeelden meer bezonken zullen zijn.

De Heer de Stuers achtte het argument, dat de tijd ontbroken had, klemmend,
maar wees erop, dat toch iedereen het er wel over eens is, dat de monumenten moeten
gered worden en dat de Regeering tusschenbeide moet komen, wanneer er vandalisme dreigt.

Onderhoud van Rijksmonumenten, f50.000—.

Naar de overtuiging van den Minister is voor het instandhouden van Rijks-
monumenten het uitgetrokken bedrag voldoende, althans om ze voor ondergang te
behoeden. In dit bedrag, dat even hoog is als in 1915, zijn mede begrepen de kosten
van onderhoud, inrichting en meubileering, van aankoop van grond en gebouwen en de
kosten van bewaking en kleeding en reis- en verblijfkosten van den beheerder van het
Prinsenhof te Delft.

Onderhoud van reeds ondersteunde monumenten, f130.000.—.

Naar het oordeel van den Minister is het uitgetrokken bedrag, dat ƒ17.200.—
lager is dan in 1915, voldoende, om in de meest nijpende behoeften te voorzien, al zou
het natuurlijk uiterst wenschelijk zijn, deze bedragen, liefst belangrijk, te verhoogen, waar-
door het mogelijk zou zijn, veel meer oude gedenkteekenen te steunen of te restaureeren.

De subsidiën voor den toren te Doesburg, het raadhuis te ’s-Heerenberg en de
Ned. Herv. kerk te Langerak zijn afgeloopen.

Naar dit artikel is overgebracht het subsidie voor het Reventer te Zwolle.

De subsidiën voor den O. L. Vrouwetoren te Amersfoort (zie Mem. v. Toel. 1915),
de Groote kerk te Arnhem (5e van 9 termijnen), de Groote kerk te Breda (7e van
12 termijnen), de St. Lebuinuskerk te Deventer (2e van 7 termijnen), de Doorwerth
(laatste termijn), de Groote kerk te Dordrecht (6e van 9 termijnen), de gewelfschilderingen

66
 
Annotationen