Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 6.1905

DOI issue:
Nr. 6
DOI article:
Balbian Verster, Jan François Leopold de: De schilderij van Vroom in het Rijksmuseum, N° 2604
DOI article:
Gallée, Ilia: De verplaatsing der Schilderijnverzameling der Gemeente Utrecht
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17412#0182

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
i68

Het wapenfeit van 3 October 1602 is voorts vereeuwigd door een
kapitale contemporaine prent (Muller, Supplement Nr. 1190 a) in 3 stukken,
door Hans Rem te Antwerpen opgedragen aan de Staten-Generaal en Prins
Maurits. Deze prent bevat een uitvoerige beschrijving in latijnsche hexa-
meter, door Lubbeus.

Ook Jan Luyken heeft het geval in beeld gebracht in een fraaie ets,
voorkomende als plaat 16, tegenover blz. 444, in Hugo de Groot's »Neder-
landtsche Jaerboeken en Historiën" (van Eeghen, nr. 345, blz. 59).

Een niet zeer fraaie ets van Simon Eokke is verder nog te vinden in
den kwarto Wagenaar, het negende deel.

Een gedenkpenning, gelagen op last van de Staten, ter eere van de
Nederlandsche overwinningen te land en ter zee in het jaar 1602, vertoont
twee voorstellingen: het land tusschen Maas en Waal in vogelvlucht en de
schepen, die aan de Vlaamsche kust de galeien overzeilen (van Loon I 571).

Het schilderij van Vroom, ten slotte, is als een illustratie bij het relaas
van van Meteren.

Amsterdam. 15 Aug. '05. J. F. L. de Balbian Verster.

De verplaatsing der Schilderijenverzamelingder Gemeente Utrecht.

Daar het Dagelijksch Bestuur der Gemeente Utrecht tot de overtuiging
was gekomen, dat de kostbare verzameling schilderijen, aan de gemeente
behoorende, niet veilig genoeg bewaard werd in het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen, was 19 Juli 1904 eene voordracht bij den Raad ingediend,
nadat eene commissie van deskundigen (de H.H. Pit, C. G. 't Hooft en
f. Veth) gehoord was en van deze een gunstig advies was ontvangen, om
het gebouw »Leeuwenbergh" tot museum voor de schilderijen der gemeente
te doen inrichten.

Bij de discussies in den raad bleek echter, dat er meer voorstanders
waren voor een voorloopig door B. en W. ter zijde gesteld plan, om te
trachten alle verzamelingen van schilderijen, van voorwerpen van kunst en
van oudheden, thans verspreid, in één gebouw te vereenigen.

Daarop is de voordracht terug genomen en hebben B. en W. aan de
beheerders der andere verzamelingen de vraag gesteld of deze bereid waren
mede te werken tot eene samenbrenging der verzameling in een stedelijk
museum. Ten aanzien van het Aartsbisschoppelijke Museum, hetwelk het
belangrijkste is, mocht het Dagelijksch Bestuur de mededeeling ontvangen,
dat waarschijnlijk tegen een dergelijken afstand in bruikleen wel geen
bezwaar zou bestaan (zie Toelichting bij de voordracht van 23 April 1905).
Er zijn hierop plannen in overweging genomen tot uitbreiding van het
museum in het Hoogeland. Daar deze door den directeur der gemeente-
werken op eene som van ƒ100.000 begroot werd en de verschillende open-
bare werken vooreerst nog veel van de gemeentekas zouden vergen, meenden
 
Annotationen