Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 3
DOI Artikel:
Haverkorn van Rijsewijk, Pieter: Kapiteelen uit de Groote of St. Laurentiuskerk te Rotterdam
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0090

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
82

voorgesteld dragende een baret met pluimen en een zwaard op zij. Hij
zit gehurkt naast den leeuw, wiens staart tusschen de achterpooten door-
gebogen, langs het achterlijf omhoog krult. Simson houdt de handen
ter weerszijden van den kop in den bek om de kaken open te scheuren.

6. Kdin en Abel mei het offerlam. (Genesis IV.) Abel ligt op de
knieën voorovergebogen, met eene hand opbeurend het lam; tegenover
hem staat Kaïn, hurkend op één been, met de eene hand Abel grijpend
bij zijn kleed, in de andere hand boven zijn hoofd houdend het mes,
waarmee hij zijn broeder doodt.

Zooals gezegd is zijn er in het zuiderschip slechts vijf dergelijke
kapiteelen, beginnende met het eerste na den hoekpijler en verder
westwaarts, zijn het:

7. Men ezel speelt op een orgel, waarvan de blaasbalg door een beer
met de voorpooten in beweging wordt gebracht. Waarschijnlijk een satire
op den organist der kerk.

8. Links van een pot zit een kaalhoofdig man met wijdgeopende/1
mond en uitgestoken arm. Te oordeelen naar zijn kleeding en achterover
gevallen kap, is hij een monnik. Rechts van den pot zit een man in een
narrenpak, die lachend met de eene hand den pot vasthoudt, en met de tweede
hand een volle lepel houdt voor den mond van den ander. Waarschijnlijk
een satire op het gastreeren van monniken.

9. Twee mannen, tegenover elkaar gezeten, trekken uit alle macht
aan een stok. Voorstelling van een volksspel.

10. De monnik en de muis. Een monnik ligt op zijn knieën te
schreeuwen voor een hok. Achter op het bovengedeelte van het hok
zit een muis.

11. Een engel, half lijf, van voren gezien, de armen over elkaar
geslagen voor de borst, met glimlachend gelaat, wapperende haren, een
diadeem op het hoofd (geen glorie er boven) en uitgespreide vleugels.
Rechts en links een bladornament.

Deze kapiteelen heb ik om haar kunstwaarde en om haar betee-
kenis voor de geschiedenis onzer beeldhouwkunst uit de vijftiende
eeuw, laten photografeeren, toen zij van de kalklagen waren ontdaan.
Die photographieën liet ik reproduceeren door eene firma in Duitschland.
Bij de verzending schijnen de photo's te zijn losgeraakt, zoodat de
volgorde bij het reproduceeren in de war ging. Dit is jammer, maar
meer te betreuren is het dat de reproductie de warme, zacht-grijze
kleur van den steen niet weergeeft. Hierom, en in 't algemeen gelieve
men te bedenken dat een en ander twintig jaren geleden geschiedde,
toen de kunst van reproduceeren nog niet zóó gevorderd was als nu.

In de Nederlandsche Kunstbode van 1879 vindt men een en ander
over deze kapiteelen. De twee in 't westen van het zuiderschip waren
toen nog niet van de kalk ontdaan. Twee kapiteelen worden bij dat
opstel weergegeven, maar uit een ander gezichtspunt als hier. Later zijn
 
Annotationen