Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Muller, Samuel; Pit, Adriaan: Over Museum-catalogussen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0109

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
99

tenaars, die in de catalogi der L'trechtsche atlassen uitvoeriger be-
schreven zijn.)

Zot, niet1 waar? Het springt den deskundigen lezer in het oog,
dat aan deze indeeling elke leidende gedachte ontbreekt. De meeste
rubrieken zijn ontleend aan de bestemming der voorwerpen (afd. I, II,
III, X en XI). Anderen daarentegen bevatten eene bepaalde soort van
voorwerpen, die allen uit hetzelfde materiaal vervaardigd zijn (afd. V,
VI en VII), terwijl ééne rubriek (afd. IV) zelfs één enkel voorwerp
uitvoerig beschrijft. Afdeeling XII bevat historische documenten, in chro-
nologische volgorde gerangschikt, en de afdeclingen VIII en IX schijnen
zich min of meer daarbij aan te sluiten. Afdeeling XIII eindelijk plaatst
zich als »supplement« buiten het kader van het museum, terwijl toch
de schilderijen en modellen even goed in het museum schijnen te
behooren als de penningen.

Geneigd zijt ge allicht, om met de u kenmerkende wellevendheid
deze vergrijpen tegen het gezonde verstand te verontschuldigen met
een beroep op de onervarenheid en de jeugd, waarin uw onderdanige
dienaar zich mocht verheugen, toen hij den besproken catalogus in het
licht zond. Maar al kan ik mij thans beroemen op iets meer ervaring
bij veel minder jeugd, toch veroorloof ik mij voor deze verontschuldi-
ging beleefdelijk te bedanken. Immers hoe jong en hoe groen ik in
1878 ook geweest moge zijn, zeer stellig herinner ik mij, dat destijds
de gebreken dezer onlogische indeeling mij even helder voor den geest
stonden als thans. En met nog grootere duidelijkheid ben ik mij bewust,
dat ik ook thans, na meer dan 20 jaren, even onbekwaam ben als toen
om de puzzle op te lossen, wier ingewikkeldheid mij destijds in wan-
hoop heeft doen berusten in de door mij zeiven gewraakte indeeling.
Want de fout zit niet in mijne weinige ervaring alleen: eene onlogische
indeeling schijnt mij nog altijd te passen voor een onlogisch samenge-
steld museum. En onlogisch samengesteld is het Utrechtsche museum,
— onlogisch samengesteld zijn bijna alle Nederlandsche musea, die zich
verheugen in het lachwekkende etiquet Museum van oudheden. Lach-
wekkend, maar toch zeer doelmatig, want geen andere naam schijnt
mij te passen voor onze musea, gevormd als zij zijn en als zij mij
schijnen te moeten blijven. Wat toch is het geval?

Lachwekkend noemde ik den naam Museum van oudheden. Immers
die naam brengt onze vroede mannen in de verdenking, dat zij verza-
melingen aangelegd hebben van voorwerpen, belangrijk door hunne
oudheid alleen, — een pogen dus, niet hooger staande dan de liefhebberij
der verzamelaars, die in de i8e eeuw hunne «kabinetten van rariteiten^
aanlegden, waarbinnen zij zich zaten te verkneukelen in de «zeldzaam-
heids en de «merkwaardigheid s der door hen bijeengebrachte schatten.
Eene ongegronde verdenking echter! Want wij beoogden met het
samenstellen onzer musea iets hoogers en iets beters. En waar wij
 
Annotationen