Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Overvoorde, J. C.: Een belangrijk vonnis
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0158

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
H7

«voorwerpen van kunst* en «geschiedkundige gedenkstukken* in den
ruimsten zin moest opvatten en dat deze aanduidden alle voorwerpen
van kunst (bouwkunst, schilderkunst, teekenkunst, graveerkunst enz.) door
hun opvatting, samenstelling of uitvoering; alle voorwerpen, die in eenig
opzicht een zeker kunstcachet vertoonden; dat deze ivoor den omvatten alle
voorwerpen van vroeger tijd, die in eenig opzicht uit eenig algemeen op bijzonder
oogpunt een historisch op oudheidkundig belang konden vertegenwoordigen,^

Daar nu het altaar een voorbeeld was zoowel van bouwkunst als
van schilderkunst en beeldhouwkunst en niet van alle historisch belang
was ontbloot, «daar het eenige aanwijzingen konde geven voor hem, die
zijne studiën wilde wijden aan de geschiedenis der schoone kunsten in
Vlaanderen, of aan deri schilder Roose (den schilder van het altaarstuk),
of aan hem die zich zoude willen bezighouden met de geschiedenis
van de heerlijkheid I.ovendegem of met die der heeren van die plaats;
daar het ten slotte eenig nut kon opleveren voor hem, die de geschie-
denis van de kerk wilde schrijven,« werd overtreding van het K. B.
aangenomen en werd de geestelijke veroordeeld tot eene boete van 50
francs en in de kosten van geding ter somme van fr. 138.84.

Dit vonnis is vooral zeer belangrijk door de zeer uitgebreide
strekking hierbij aan het K. B. toegekend, waardoor het feitelijk op
alle oude kerksieraden van toepassing wordt verklaard. Het behoeft dan
ook geen nader betoog, dat de Belgische oudheidkundigen van harte
deze beslissing toejuichen, waardoor paal en perk gesteld wordt aan
het vandalisme der lagere geestelijkheid, waar deze uit onkunde maar
al te spoedig geneigd is de kunststukken, waarvan de waarde voor
haar niet spreekt, voor een gering bedrag te vervreemden. De uitvoerige
motiveering toont hoe dit altaar, dat voor fr. óo werd verkocht, later
bijna 2700 francs opbracht, zoodat de parochie niet slechts een van haar
weinige belangrijke stukken verloor, maar daarenboven een niet onbe-
langrijk geldelijk nadeel leed door de onkunde van den beheerder.

In hoeverre de ruime interpretatie door het Hof gegeven geheel
onaanvechtbaar kan geacht worden, wil ik thans hier ter zijde laten;
ongetwijfeld zal zij echter velen afschrikken het voorbeeld van den
geestelijke van Lovendegem te volgen.

Volgens de inlichtingen mij welwillend verstrekt door den kanunnik
van den Gheyn, secretaris van de Maatschappij van geschied- en oudheid-
kunde te Gent, zoude dit arrest zelfs volgens sommigen de wet tot be-
scherming van monumenten overbodig maken, waarop reeds lang in
België door oudheidkundige congressen werd aangedrongen en die door
den minister Beemaert op het congres te Gent werd toegezegd.

Terecht merkt de heer van den Gheyn hierbij echter op, dat dit
arrest evenmin als het K. B. op zich zelf voldoende bescherming
brengt, vooral daar ook buiten de kerken vele kunstschatten bescher-
ming behoeven.
 
Annotationen