Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Kapel Marienberg en Boddelpoort te Nijmegen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0186

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
!75

Het klooster Marienberg van de Reguliere Kanonikessen van
den H. Augustinus, onder het kapittel van Windesheim, was het oudste
en aanzienlijkste onder de vrouwenkloosters te Nijmegen.

De stichting van het klooster dagteekent van omtrent het begin
der XIIIe eeuw; het stond aanvankelijk buiten de stad, doch door de
uitlegging van den walmuur, in 1467, werd het binnen de veste
getrokken.

Door dit klooster werd dat van Diest in Brabant gesticht. Het
convent werd na de inneming der stad in 1592 opgeheven en de
goederen geconfiskeerd en ten slotte aan derden verkocht.

De kerk keerde in 1748 aan de stad terug, die er een stads-
muziek/.aal in maakte. Later heeft de kerk gediend tot militair kleeder-
magazijn.

De kapel van het klooster Marienberg bestaat uit een langwerpig
gebouw, gelegen op het hoogste gedeelte der stad. Zij heeft eene lengte
van ruim 30 M. op een breedte van nagenoeg 9 M. en bestaat uit zes
travées of boogvakken, in de lengte afgesloten door een vijfhoekig
koor. Het geheele gebouw, dat met kruisgewelven overdekt is, heeft
eene hoogte, onder de gewelf kappen, van nagenoeg 15 M. Het werkelijk
gedeelte der kapel is, ter lengte van 4 boogstellingen en ter geheele
breedte, door eene benedenverdieping (emporen) in 3 beuken verdeeld
door 2 rijen ronde kolommen in bergsteen, welke de kruisgewelven, die
4 M. hoog zijn, dragen.

Dit gedeelte, dat met de vloeren van het vroegere klooster
overeenstemde, diende tot choor van de kloostervrouwen. Een gemet-
selde trap, gesloten in een vierkanten traptoren, gaf uit de kapel toegang
tot de verdieping of galerij-choor der zusters en leidde verder tot
boven de gewelven onder de kap der kapel.

Zware beren dienen tot steun der gewelven; tusschen de beren
geven breede hooge vensters, die niet een puntboog geslopen zijn,
overvloedig licht in de kapel. Deze vensters zijn thans gedeeltelijk
dichtgemetseld, terwijl de steenèn stijlen, met rijke bekroningen der
drielichtvenstcrs, nog gedeeltelijk aanwezig zijn. Aan de zuidzijde was
vroeger het kloostergebouw en bleven de wanden dus ook voor zoover
gesloten (zonder vensters).

Het geheel is in baksteen gebouwd met spaarzaam gebruik van
berg- of natuursteen, welke dan ook alleen is toegepast voor de stijlen
der ramen, eenige waterlijsten, kraagsteenen, de gewelfgraden of
ribben enz.

Het geheele metselwerk is uitmuntend behouden gebleven, ondanks
het misbruik dat van dit fraaie gebouw gedurende eeuwen gemaakt is,
door het voor bergplaats, magazijn en dergelijke doeleinden te
bestemmen.

Het gebouw vertoont, enkel aan den voorgevel, een scheur, die
 
Annotationen