7
No. 14. Van het frontespies voor den achtergevel, voorstellende:
Amsterdam, vertegenwoordigd door een vrouwelijken Mercurius, gezeten
op een schip, de voeten op een aardbol, rechts en links van haar de
stroomgoden van «Amstek en «Y,« in ontvangst nemende de gaven
van Europa, Azië, Afrika en Amerika. (Breed: M. 4.15, hoog: M. 0.92),
van dit frontespies bezitten wij, voorzoover een vrij dikke roode verf-
laag een nauwkeurige analyse en stijlkritiek mogelijk heeft gemaakt,
slechts één fragment dat aan Quellinus mag worden toegeschreven, n.1.
twee figuren uit de groep «Afrika«, een baal voortduwende.
De modellen van beide fronton-versieringen maken een gelukkiger
indruk dan de uitgevoerde werken aan de gevels van het stadhuis.
Men waardeert hier de ontegenzeggelijke wetenschap en geestige han-
digheid waarmede de details zijn uitgevoerd, terwijl men minder gehinderd
wordt door het rammelend effect, het gebrek aan sculpturale eenheid.
Toen ik verder door stijlkritiek trachtte uit te maken welke de
origineele modellen waren en welke niet, is mij duidelijk geworden, dat
in de meeste gevallen, daar waar ik meende voor een copy te staan,
ook uit de rekeningen (uitgegeven door A. W. Kroon in zijn «Amster-
damsche Stadhuis 1Ó25—1700, zijne geschiedenis naar onuitgegeven
officieele bronnen bewerkt, Amsterdam, H. Parson Jr. — 1867*) bleek,
dat öf de maten niet uitkomen, zoodat wij slechts reducties bezitten,
óf wel, dat het boetseerwerk in de rekeningen in het geheel niet
genoemd wordt. Gaan wij stuk voor stuk na, dan vinden wij:
No. 15. Model voor een «Atlas«, M. 0.77 hoog, de armen ont-
breken, energiek gemodeleerd. ongetwijfeld van Quellinus (zie Kroon
op. cit. p. 87.)
No. 16. Model voor een «Atlas«, M. 0.77 hoog, evenals vorig
nummer van Quellinus (Kroon op. cit. p. 87.) De kop is hier eenigzins
gewijzigd, de linker arm is geheel aanwezig, van den rechter een stuk,
tot even boven den elleboog.
No. 17. Model voor een der vrouwenbeelden op den voorgevel,
voorstellende «de Gerechtigheid«, M. 0.88 hoog. De arm waarin de
de weegschaal wordt gehouden ontbreekt, in de rechter hand houdt
zij een scepter, waarvan nog een stuk aanwezig is. Het lange overkleed
is, even onder de heupen, opgenomen door een gordel, waardoor het
fijn geplooide onderkleed zichtbaar wordt.
Wij vinden in de rekeningen alleen genoemd het boetseersel
der «Gerechtigheid« bestemd voor de Vierschaar. Het marmeren beeld
van de Gerechtigheid, hetwelk wij in het voormalig stadhuis kunnen
zien, is afwijkend in de draperieën, ook houdt het een zwaard en geen
scepter. Wij meenen niettemin dat ons model een origineel werk is,
evenals het volgend nummer, voorstellende «de Voorzichtigheid.«
No. 18. De «Voorzichtigheid,« vrouwenfiguur in lang gewaad,
het overkleed door een band over den rechter schouder opgehouden,
No. 14. Van het frontespies voor den achtergevel, voorstellende:
Amsterdam, vertegenwoordigd door een vrouwelijken Mercurius, gezeten
op een schip, de voeten op een aardbol, rechts en links van haar de
stroomgoden van «Amstek en «Y,« in ontvangst nemende de gaven
van Europa, Azië, Afrika en Amerika. (Breed: M. 4.15, hoog: M. 0.92),
van dit frontespies bezitten wij, voorzoover een vrij dikke roode verf-
laag een nauwkeurige analyse en stijlkritiek mogelijk heeft gemaakt,
slechts één fragment dat aan Quellinus mag worden toegeschreven, n.1.
twee figuren uit de groep «Afrika«, een baal voortduwende.
De modellen van beide fronton-versieringen maken een gelukkiger
indruk dan de uitgevoerde werken aan de gevels van het stadhuis.
Men waardeert hier de ontegenzeggelijke wetenschap en geestige han-
digheid waarmede de details zijn uitgevoerd, terwijl men minder gehinderd
wordt door het rammelend effect, het gebrek aan sculpturale eenheid.
Toen ik verder door stijlkritiek trachtte uit te maken welke de
origineele modellen waren en welke niet, is mij duidelijk geworden, dat
in de meeste gevallen, daar waar ik meende voor een copy te staan,
ook uit de rekeningen (uitgegeven door A. W. Kroon in zijn «Amster-
damsche Stadhuis 1Ó25—1700, zijne geschiedenis naar onuitgegeven
officieele bronnen bewerkt, Amsterdam, H. Parson Jr. — 1867*) bleek,
dat öf de maten niet uitkomen, zoodat wij slechts reducties bezitten,
óf wel, dat het boetseerwerk in de rekeningen in het geheel niet
genoemd wordt. Gaan wij stuk voor stuk na, dan vinden wij:
No. 15. Model voor een «Atlas«, M. 0.77 hoog, de armen ont-
breken, energiek gemodeleerd. ongetwijfeld van Quellinus (zie Kroon
op. cit. p. 87.)
No. 16. Model voor een «Atlas«, M. 0.77 hoog, evenals vorig
nummer van Quellinus (Kroon op. cit. p. 87.) De kop is hier eenigzins
gewijzigd, de linker arm is geheel aanwezig, van den rechter een stuk,
tot even boven den elleboog.
No. 17. Model voor een der vrouwenbeelden op den voorgevel,
voorstellende «de Gerechtigheid«, M. 0.88 hoog. De arm waarin de
de weegschaal wordt gehouden ontbreekt, in de rechter hand houdt
zij een scepter, waarvan nog een stuk aanwezig is. Het lange overkleed
is, even onder de heupen, opgenomen door een gordel, waardoor het
fijn geplooide onderkleed zichtbaar wordt.
Wij vinden in de rekeningen alleen genoemd het boetseersel
der «Gerechtigheid« bestemd voor de Vierschaar. Het marmeren beeld
van de Gerechtigheid, hetwelk wij in het voormalig stadhuis kunnen
zien, is afwijkend in de draperieën, ook houdt het een zwaard en geen
scepter. Wij meenen niettemin dat ons model een origineel werk is,
evenals het volgend nummer, voorstellende «de Voorzichtigheid.«
No. 18. De «Voorzichtigheid,« vrouwenfiguur in lang gewaad,
het overkleed door een band over den rechter schouder opgehouden,