45
Tentoonstellingen.
Geschiedkundige Tentoonstelling van het Nederlandsche Zee-
wezen te 's Gravenhage, Juli -September 1900.
Het was een gelukkige gedachte van den heer D. F. Scheurleer
om door het organiseeren van eenc tentoonstelling speciaal aan het
Nederlandsche Zeewezen gewijd, «een beeld te geven van de schoonste
bladzijden onzer geschiedenis en hulde te bewijzen aan onze groote
voorouders, waarvan zoo velen hun leven aan het vaderland ten offer
brachten.«
Al ontveinsde de ontwerper zich zelf niet de onmogelijkheid om
van alle naar voren tredende personen en van alle gewichtige gebeurte-
nissen op dit gebied een eenigszins volledig beeld te geven, toch mocht
hij hopen, dat als zijn plan steun vond, er nog voldoende materieel te
vinden zoude zijn, om een belangrijk geheel bijeen te brengen.
Wij mogen direkt hieraan toevoegen, dat dank zij de ijverige
bemoeiingen der commissie en de bijna algemeene medewerking door haar
ondervonden, de tentoonstelling uitstekend geslaagd genoemd mag worden.
Rijks- en gemeentebesturen, oudheidkundige vereenigingen en
particulieren toonden zich tot inzending bereid, zoodat de catalogus
ruim 300 inzenders kan vermelden, waaronder 24 uit het buitenland.
Ken niet gering deel van het succes mag hierbij ongetwijfeld
toegeschreven worden aan H. M. de Koningin, die door hare ondubbel-
zinnige blijken van belangstelling eene niet genoeg te wa^rdeeren
aansporing gaf voor anders niet zoo spoedig tot inzending geneigde
instellingen. De inzendingen van verschillende Rijksverzamelingen en
archieven toonen een keerpunt in de ofticieele gedachtengang, dat wij ten
zeerste mogen toejuichen.
Reeds werd het ijs gebroken door de inzendingen op de R_em-
brandl-lentoonstelling, en op de Oranje Nassau-Tentoonstelling, doch
voor eene algemeene medewerking als hier zoude men moeten teruggaan
lot. de tentoonstellingen van Delft en Amsterdam.
liet belang van deze nieuwe, richting, voornamelijk voor speciale
tentoonstellingen, is duidelijk. De Rijksverzamelingen bezitten niet slechts
vele der belangrijkste zaken, zonder welke dergelijke tentoonstellingen
te onvolledig zouden zijn, doch tevens bevatten zij tal van voorwerpen
van minder overwegend belang, die daar niet tot hun recht kunnen
komen, doch juist voor speciale tentoonstellingen eene belangrijke aan-
vulling leveren tot afronding van het geheel. Een tweede vraag is of
Tentoonstellingen.
Geschiedkundige Tentoonstelling van het Nederlandsche Zee-
wezen te 's Gravenhage, Juli -September 1900.
Het was een gelukkige gedachte van den heer D. F. Scheurleer
om door het organiseeren van eenc tentoonstelling speciaal aan het
Nederlandsche Zeewezen gewijd, «een beeld te geven van de schoonste
bladzijden onzer geschiedenis en hulde te bewijzen aan onze groote
voorouders, waarvan zoo velen hun leven aan het vaderland ten offer
brachten.«
Al ontveinsde de ontwerper zich zelf niet de onmogelijkheid om
van alle naar voren tredende personen en van alle gewichtige gebeurte-
nissen op dit gebied een eenigszins volledig beeld te geven, toch mocht
hij hopen, dat als zijn plan steun vond, er nog voldoende materieel te
vinden zoude zijn, om een belangrijk geheel bijeen te brengen.
Wij mogen direkt hieraan toevoegen, dat dank zij de ijverige
bemoeiingen der commissie en de bijna algemeene medewerking door haar
ondervonden, de tentoonstelling uitstekend geslaagd genoemd mag worden.
Rijks- en gemeentebesturen, oudheidkundige vereenigingen en
particulieren toonden zich tot inzending bereid, zoodat de catalogus
ruim 300 inzenders kan vermelden, waaronder 24 uit het buitenland.
Ken niet gering deel van het succes mag hierbij ongetwijfeld
toegeschreven worden aan H. M. de Koningin, die door hare ondubbel-
zinnige blijken van belangstelling eene niet genoeg te wa^rdeeren
aansporing gaf voor anders niet zoo spoedig tot inzending geneigde
instellingen. De inzendingen van verschillende Rijksverzamelingen en
archieven toonen een keerpunt in de ofticieele gedachtengang, dat wij ten
zeerste mogen toejuichen.
Reeds werd het ijs gebroken door de inzendingen op de R_em-
brandl-lentoonstelling, en op de Oranje Nassau-Tentoonstelling, doch
voor eene algemeene medewerking als hier zoude men moeten teruggaan
lot. de tentoonstellingen van Delft en Amsterdam.
liet belang van deze nieuwe, richting, voornamelijk voor speciale
tentoonstellingen, is duidelijk. De Rijksverzamelingen bezitten niet slechts
vele der belangrijkste zaken, zonder welke dergelijke tentoonstellingen
te onvolledig zouden zijn, doch tevens bevatten zij tal van voorwerpen
van minder overwegend belang, die daar niet tot hun recht kunnen
komen, doch juist voor speciale tentoonstellingen eene belangrijke aan-
vulling leveren tot afronding van het geheel. Een tweede vraag is of