DOI Heft:
Nr. 6
DOI Artikel:Gimberg, J.: Hoe zorgt Gelderland voor zijne bouwkundige monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid?
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.17408#0263
255
Hoe zorgt Gelderland voor zijne bouwkundige
monumenten en voorwerpen van oude
kunst en kunstnijverheid?
Het is mij aangenaam, hier eenige mededeelingen te geven over
de zorg, welke Gelderland aan den dag legt voor zijne bouwkundige
monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid.
Reeds elders — in de Nieuwe Rotterd. Courant van 24 Juli
1900, islpblad A — heb ik dit onderwerp in het kort behandeld en
naar aanleiding daarvan noodigden een paar bestuursleden van de ver-
eeniging «Gelre« mij uit, om in een vergadering van die vereeniging
hetzelfde onderwerp ter sprake te brengen.
Dankbaar heb ik deze uitnoodiging aanvaard, omdat ik hoopte,
dat mijne mededeelingen er iets toe zouden bijdragen, om bij het
provinciaal bestuur wat meer belangstelling te wekken voor onze bouw-
kundige monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid.
Dat wij deze in Gelderland in ruime mate bezitten, behoef ik
zeer zeker niet nader aan te toonen.
In een tijd, toen men, zooals algemeen wordt aangenomen, in
Nederland zich niets aan onze schoone bouwkundige monumenten liet
gelegen liggen, veel minder aan de prachtige werken onzer oude kunste-
naars en kunstnijveren, stelden reeds de Provinciale Staten van Gelder-
land een reglement vast tot verzekering eener goede bewaring van
gedenkstukken van geschiedenis of kunst. Dit deden ze in hunne ver-
gadering van 8 Juli 1845. Dit reglement werd bij Kon. Besluit van 4
Nov. 1845, no. 69, goedgekeurd, waarop Gedeputeerde Staten in hunne
vergadering van 22 Nov. d. a. v. (Prov. Blad van 1845, no. 127)
besloten: ')
1. net reglement ter kennis van de gemeentebesturen te brengen,
ten einde daarvan de uitvoering te verzekeren;
2. de gemeentebesturen uit te noodigen:
a. om zich te verzekeren, in hoeverre er in hunne gemeente
eenige voorwerpen van «onderhavigen« aard aanwezig waren, ten einde
in dat geval de benoemingen te doen, welke bij art. 3 van het reglement
1) Zeer waarschijnlijk werd ook in andere provinciën hetzelfde onderwerp in ol
omstreeks het jaar 1845 gereglementeerd. Dit nader te onderzoeken, ligt evenwel buiten mijn
bestek.
Hoe zorgt Gelderland voor zijne bouwkundige
monumenten en voorwerpen van oude
kunst en kunstnijverheid?
Het is mij aangenaam, hier eenige mededeelingen te geven over
de zorg, welke Gelderland aan den dag legt voor zijne bouwkundige
monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid.
Reeds elders — in de Nieuwe Rotterd. Courant van 24 Juli
1900, islpblad A — heb ik dit onderwerp in het kort behandeld en
naar aanleiding daarvan noodigden een paar bestuursleden van de ver-
eeniging «Gelre« mij uit, om in een vergadering van die vereeniging
hetzelfde onderwerp ter sprake te brengen.
Dankbaar heb ik deze uitnoodiging aanvaard, omdat ik hoopte,
dat mijne mededeelingen er iets toe zouden bijdragen, om bij het
provinciaal bestuur wat meer belangstelling te wekken voor onze bouw-
kundige monumenten en voorwerpen van oude kunst en kunstnijverheid.
Dat wij deze in Gelderland in ruime mate bezitten, behoef ik
zeer zeker niet nader aan te toonen.
In een tijd, toen men, zooals algemeen wordt aangenomen, in
Nederland zich niets aan onze schoone bouwkundige monumenten liet
gelegen liggen, veel minder aan de prachtige werken onzer oude kunste-
naars en kunstnijveren, stelden reeds de Provinciale Staten van Gelder-
land een reglement vast tot verzekering eener goede bewaring van
gedenkstukken van geschiedenis of kunst. Dit deden ze in hunne ver-
gadering van 8 Juli 1845. Dit reglement werd bij Kon. Besluit van 4
Nov. 1845, no. 69, goedgekeurd, waarop Gedeputeerde Staten in hunne
vergadering van 22 Nov. d. a. v. (Prov. Blad van 1845, no. 127)
besloten: ')
1. net reglement ter kennis van de gemeentebesturen te brengen,
ten einde daarvan de uitvoering te verzekeren;
2. de gemeentebesturen uit te noodigen:
a. om zich te verzekeren, in hoeverre er in hunne gemeente
eenige voorwerpen van «onderhavigen« aard aanwezig waren, ten einde
in dat geval de benoemingen te doen, welke bij art. 3 van het reglement
1) Zeer waarschijnlijk werd ook in andere provinciën hetzelfde onderwerp in ol
omstreeks het jaar 1845 gereglementeerd. Dit nader te onderzoeken, ligt evenwel buiten mijn
bestek.