Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]: Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond (2.1900-1901)

i8i

kern van waarheid in, niet in dien zin, dal de regeering zich niet over
kunst te bekommeren heeft.

Als dit waar was, dan zou de kunst niet staan in verband met
volksontwikkeling, volksopvoeding en bijgevolg ook volkswelvaart.

Want, waar het de plicht der regeering is mede te werken tot
volksontwikkeling, behoort zij de kunst te waardeeren. Dit begrepen de
vroede vaderen, vermits meermalen aan de groote kunsten, niet begrepen
door de burgerij, door regenten en bestuurders de plaats werd gegeven
die hun toekwam.

Is het daarom niet de plicht van eene regeering de kunst hoog
te houden wanneer zij beseft dat bevordering van de kunst een factor
is om de natie op te voeren tot een hoogeren geest van ontwikkeling
en beschaving?

Toespraak van Min. Goeman Borgesius op het feest H. W. Mesdag,

De 4ie aflevering van het bouwkundig prachtwerk: «Afbeeldingen
van oude bestaande gebou\ven«, uitg. door de Mij tot bevordering der
Bouwkunst, bevat: Gevel en details van een woonhuis te Kampen;
Gedeelte van een woonhuisgevel te Dordrecht; Details van gevels te
Dordrecht; IJzeren hek in de Groote Kerk te Kotterdam.

Onlangs werd aan het Mauritshuis te koop aangeboden een
vrouwsportret, geschilderd op paneel en gemerkt: A° 1657 IDB, (de
letters aaneen), welke handteekeniug in de natte verf gekrast is.

Bij een kunsthandelaar alhier zag ik een stuk van dezelfde hand,
o]) dezelfde wijze gemerkt en gedateerd, een officier voorstellende, borst-
beeld. De schilderwijze van beide stukken deed eenigszins aan de Neyn
denken. Kan iemand mij zeggen, hoe de naam is van den schilder, die
aldus zijn werk onderteekende?

Den Haag. W. Martix.

Zie N.R.Ct. 24 Febr. HA.