33
tc naicf. Dc man met den valk is een der allermooiste portretten van
Holbein en de Haagsche Jane Seymour is dat zeker niet. Maar de heer
Hredius zal toch zeker ook niet alle nieuw «ontdekte* Kembrandts den
ciseh stellen dat zij zich houden, laat ik maar eens zeggen naast den
jan Six.
Evenwel, ik xeide het reeds, ik durf in dezen geen oordeel uit-
spreken en zal zeer tevreden zijn wanneer de heer Hredius in een
volgenden catalogus van het Mauritshuis niet langer laat drukken dat
dit stukje een copic is van het groote portret te Weenen, want dat is
het in elk geval niet, en nog meer wanneer hij mededeelt dat het
geen copie van de schilderij te Weenen is, wat in elk geval de waarheid
is. Hij mag dan wat mij betreft schrijven; b. y. «copie naar de teekening
van Holbein te Windsor op hei atelier van Holbein geschilderd. Zij die de
beteekenis van de teekeningen tc Windsor kennen zullen daardoor
genoeg te denken krijgen.
Ik voor mij wordt door dien dubbelganger van Holbein, die op
zijn atelier naar zijn schetsen werkt, levendig herinnerd aan Pythagoras
van Samos, van wicn de goede Plinius weet tc vertellen dat zelfs zijn
gelaat een niet tc onderscheiden gelijkenis met dat van zijn naamgenoot
van Regium vertoonde; wat ons niet meer verwondert van wij weten
dat het een en dezelfde man was.
J. Six.
Miintvondst tc Wagenborgen. (Gron.)
In April van dit jaar werden te Wagenborgen een vijfhonderd-
tal ('arolingische munten, ongeveer twee voet onder dc oppervlakte van
een stuk bouwland gevonden.
De munten werden in stapeltjes, elk van ongeveer 60 stuks
gevonden; van een potje, of ecnig ander voorwerp waarin zij geborgen
konden zijn geweest, werd geen spoor ontdekt.
Ken groot aantal, zeker ruim 200, hadden door hun verblijf in
den grond zóó geleden, dat zij nagenoeg geheel verteerd waren, andere
werden door de vinders, die zich wilden overtuigen of het wel «echt
zilver* was, eenvoudig stuk gebogen, welke behandeling zeker weinig
geschikt was, om de numismatische waarde der vondst te verhoogen.
Ten laatste kwamen zij evenwel in handen van den heer J.
Hofkamp Leopold, hoofd der school tc Wagenborgen, die het grootste
deel der munten aan het Kon. Penningkabinet overdeed.
Het oudste stuk is een denier van Pépin I van Aquitanië
tc naicf. Dc man met den valk is een der allermooiste portretten van
Holbein en de Haagsche Jane Seymour is dat zeker niet. Maar de heer
Hredius zal toch zeker ook niet alle nieuw «ontdekte* Kembrandts den
ciseh stellen dat zij zich houden, laat ik maar eens zeggen naast den
jan Six.
Evenwel, ik xeide het reeds, ik durf in dezen geen oordeel uit-
spreken en zal zeer tevreden zijn wanneer de heer Hredius in een
volgenden catalogus van het Mauritshuis niet langer laat drukken dat
dit stukje een copic is van het groote portret te Weenen, want dat is
het in elk geval niet, en nog meer wanneer hij mededeelt dat het
geen copie van de schilderij te Weenen is, wat in elk geval de waarheid
is. Hij mag dan wat mij betreft schrijven; b. y. «copie naar de teekening
van Holbein te Windsor op hei atelier van Holbein geschilderd. Zij die de
beteekenis van de teekeningen tc Windsor kennen zullen daardoor
genoeg te denken krijgen.
Ik voor mij wordt door dien dubbelganger van Holbein, die op
zijn atelier naar zijn schetsen werkt, levendig herinnerd aan Pythagoras
van Samos, van wicn de goede Plinius weet tc vertellen dat zelfs zijn
gelaat een niet tc onderscheiden gelijkenis met dat van zijn naamgenoot
van Regium vertoonde; wat ons niet meer verwondert van wij weten
dat het een en dezelfde man was.
J. Six.
Miintvondst tc Wagenborgen. (Gron.)
In April van dit jaar werden te Wagenborgen een vijfhonderd-
tal ('arolingische munten, ongeveer twee voet onder dc oppervlakte van
een stuk bouwland gevonden.
De munten werden in stapeltjes, elk van ongeveer 60 stuks
gevonden; van een potje, of ecnig ander voorwerp waarin zij geborgen
konden zijn geweest, werd geen spoor ontdekt.
Ken groot aantal, zeker ruim 200, hadden door hun verblijf in
den grond zóó geleden, dat zij nagenoeg geheel verteerd waren, andere
werden door de vinders, die zich wilden overtuigen of het wel «echt
zilver* was, eenvoudig stuk gebogen, welke behandeling zeker weinig
geschikt was, om de numismatische waarde der vondst te verhoogen.
Ten laatste kwamen zij evenwel in handen van den heer J.
Hofkamp Leopold, hoofd der school tc Wagenborgen, die het grootste
deel der munten aan het Kon. Penningkabinet overdeed.
Het oudste stuk is een denier van Pépin I van Aquitanië