Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.1900-1901

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Kalf, Jan: De Textiele kunst in het Nederlandsch Museum, [2]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17408#0157

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
151

zij zoo klein zijn geworden, dat het verschil met het eenvoudig bloe-
menstrooisel niet groot meer is: een wit wollen weefsel, op welks fond
een gouden brocheering groote kepers trekt, waarop in groen cn licht-
bruin slaapbol-vormigc bloemfiguren, wier bebladerde steeltjes en groote
meeldraden hen in een ruitvormig vak zetten.

De kleine patronen, die nu volgen, voeren ons een zeventig jaar
terug, naar het tweede kwartaal der zestiende eeuw. Een zestal fluweelen
lapjes en twee wollen representeeren het «petit-dessin« der Italiaansche
zestiend'eeuwsche weefsels. Het zijn meest kleine bloemen en blaadjes,
in doorsneden op getrokken pool, op een anders-gekleurden grond van
taf. Zoo b.v. groen op geel, rood paars op geel met een weinig goud
doorweven (gestyleerde eikcbladeren aan evenwijdig golvende twijgen),
blauwpaars op geel-en-goud (bebloemde takjes, beurtelings, naar rechts
en links gebogen) en groen op groen (blaadjes aan S-vormige takjes.)
Ook een enkel meer geometrisch patroon: groote en kleine sterren in
licht bronsgroen fluweel op leverkleurig taf.

Van de oneindige variaties in deze weinige motieven, geven onze
voorbeelden dus nog maar een zeer onvolledig beeld.

Omstreeks ióoo beginnen dezelfde figuren grooter te worden,
en minder dicht op elkaar geplaatst. Wij krijgen nu de veelal S-vormige
figuren van tulpen en maankop aan stengels met groote bladeren,
geel of wit keper op rood satijn, vrij grof van teekening. Bijzonder
teer doet daartusschen een wel Italiaansche stof, die op ivoorblank
taf, in zachtkleurig groen, geel, bruin en lila keper, sierlijk gestyleerde,
afwisselend groote en kleine, bloemen vertoont, aan korte gebogen
steeltjes met fijne bladeren.

Een ander motief uit het begin der XVIIe eeuw, voluutvormig
gebogen twijgen met bloemen cn bladeren, is in twee voorbeelden
aanwezig: een donker koperrood damast en een helderblauw satijn met
bleekgelen, paarsen en bruinen inslag en gebrocheerd met goud en
gele zijde.

Van de — meestal zwarte — fluweelen, die, blijkens de portretten,
in dezen tijd zooveel gedragen werden, l) bezit het museum slechts
twee — en zeer versleten — exemplaren. Zij zijn van zijde en vertoonen
op een grond van taf de bekende, als een S gebogen, bloempjes, takjes,
blaadjes en krullen. 2)

In groote verscheidenheid blijft dit motief gedurende een goed
deel der XVIle eeuw in gebruik. Wij zien een drietal dunne zijden
lapjes, waarin de blaadjes, bijna kriebelig klein, dicht op elkaar staan;
andere, waarin zij, weer wat grooter en beurtelings naar rechts en links

1) Zie bijv. in het Rijksmuseum de schilderijen No 307, 342, 599, 606, 607, 879,
1+68, enz. enz.

2) De fragmenten van den mantel van Hugo de Groot — in de historische afdeeling
van het Nederlandsch Museum — behooren tot ditzelfde type.
 
Annotationen