Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.1900-1901

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
O. L. V. of Groote Kerk te Dordrecht
DOI article:
Haverkorn van Rijsewijk, Pieter: De oudste beeldhouwwerken in Noord-Nederland
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17408#0212

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
204

De Martini-kerk te Franeker werd in 1876 met geldelijken steun
van de regeering gerestaureerd. Thans zijn echter belangrijke herstellin-
gen noodig wegens verzakkingen, die het eerbiedwaardige gebouw in
gevaar brengen.

Het kerkbestuur heeft een onderzoek naar den toestand doen
instellen, en het zal zich tot de regeering om geldelijken steun wenden,
daar de kerkelijke fondsen ontoereikend zijn.

Deze kerk is waarschijnlijk gebouwd in den aanvang van de 15e
eeuw, in het tijdperk dat Sicco Sjaardema alleenheerscher in de stad
was. Zij is geheel van baksteen opgetrokken en bestaat uit drie schepen,
een koor met zijgangen en eene kapel. In den toren hangen drie klokken,
waarvan de oudste in een opschrift herinnert aan haar geboortejaar, 1450,
en tevens aan het geslacht Sciaerda of Sjaaardema.

N. R. Ct. 24-3-1901.

De oudste beeldhouwwerken in Noord-Nederland.

De vier beeldhouwwerken, op nevensgaande plaat verkleind weer-
gegeven, behooren tot — ik meen te mogen zeggen: zijn — de oudste
die bewaard bleven in de Noordelijke provinciën van ons land.

A.

Het eerste is afkomstig uit de aan Sint-Johannes den Dooper
gewijde kerk te Utrecht, gewoonlijk de St. Janskerk genoemd. Die kerk
werd omstreeks 1050 gebouwd door bisschop Bernulfus. In 1148 werd
zij door brand geteisterd, maar spoedig hersteld, en zij staat nog op het
|anskerkhof, met een koor; dat in 1520 werd gebouwd. Waarschijnlijk
behoorde dit beeldhouwwerk tot het oude koor. Mr. S. Muller Fz. zegt in
zijn Gids door het Museum van Oudheden te Utrecht (1892, bl. 55), dat
het vermoedelijk afkomstig is van een der ambonen of lezenaars, die
ter weerszijden van het koor stonden. Bij de verbouwing van het koor
in 1520 zal het zijn opgeruimd en ingemetseld in het oxaal, waar het
zich nog bevond in 1636. Daarna diende het omgekeerd als trede van
het koor. Hier werd het gevonden in 1838, toen een trede tusschcn
het koor en het schip werd vernieuwd. De heer Van Asch van Wijck,
Burgemeester van l Itrecht, was met deze vondst zóó ingenomen, dat
hij eene lithographische afbeelding — minder nauwkeurig dan de nevens-
staande photographisch-lithographische — van het beeldhouwwerk liet
maken en deze met een opstel plaatste in het door N. van der Monde
uitgegeven Tijdschrift voor Geschiedenis enz. van Utrecht, 1839, bb:- 1-19.
Dadelijk werd de steen overgebracht naar de verzameling van oudheden
 
Annotationen