Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.1900-1901

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Haverkorn van Rijsewijk, Pieter: De oudste beeldhouwwerken in Noord-Nederland
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17408#0215

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
207

Vervolgens komt in aanmerking: liet Chronkon Hollandiae Vetus-
tissimum Anonymi Monachi Egmondani, uitgegeven door A. Kluit in zijn
Historici Critica Comitatus Hollandiae enz. 1777- Dit Chronkon loopt tot
120Ó. Het handschrift door Kluit gedrukt, is echter uit het midden
der i3e eeuw, en behelst vrij wat uitweidingen van den copiïst. Het-
zelfde is het geval met de zoogenaamde Annales Egmondenses, door
Pertz gedrukt in de Monumenta Germaniae Historica, Script. D. XVI.

In de twee laatstgenoemde handschriften staat op het jaar 1113 ver-
meld, dat te Egmond in November twee kerken werden gewijd, een van de
heilige Moeder Gods, de andere van St. Adalbert. Ook het Chartularium
Egfftondense, door Bergh uitgegeven in zijn Oorkondenboek D. I bl. 355
meldt hetzelfde. Uit den tekst blijkt echter duidelijk, in verband met de
aanteekening in het Chartularium op het jaar 1120, dat abt Adalard
werd begraven «ante chorum ecclesiae parochialis quam construxerat in
honorem beate Marie virgints,« dat de Mariakerk was de parochie- of
buurtkerk van Egmond, en uit de woorden van het Chronkon en van
de Annales, dat do. St. Adalbertuskerk stond «ubi sepultus fuit,« volgt
dat hier bedoeld wordt de kapel in het duin, ter plaatse waar St.
Adalbert begraven was. Hetzelfde bericht, wat meer gedetailleerd, geven
de Annales en het Chartularium nog eens op het jaar 1136.

In de copiën van het Chronkon, uitgegeven door Kluit en Pertz,
staat echter iets dat voor ons onderzoek belangrijker is, maar blijkbaar
van later datum dan het origineel. Onder de klachten van dien schrijver
over het wanbeheer, door Gravin Petroneüa na den dood van Graaf
Kloris, dus na 1122, gevoerd tengevolge, zooals de auteur welwillend
zegt, van inblazingen van verdorven lieden, staat ook deze: «respectu
magis avaritiae, quam timoris Domini suggesserunt Comitissae, ut
destruetur vetus templum, quasi indeeens et nimis augustum.« En zoowel
het Chronkon als de Annales melden op het jaar 1139: «Hoe anno
perfectum est templum in Ekmunda a Domino Waltero abbate.« Ter-
wijl beiden op het jaar 114.3 berichten: Non. Octobris dedicatum est
templum (quod dixi) a Domino Harberto Episcopo, presente Theodorico
Comité et uxore sua Sophia, et congregato populo infinitae multitudinis
tanta praeparatione necessariorum a domino Waltero Abbate provisa,
ut, qui praesentes fuerunt, nunquain tali dedicationi affuise hodieque.
lcstentur.«

Zou dit inderdaad zijn voldoend bewijs, dat in 1143 een nieuwe
Abdijkerk werd gewijd, zoo als Van Wijn meent? Er bestaan m. i. eenige
bezwaren om hierin met hem mede te gaan. Ten eerste meen ik te
moeten opmerken, dat aan de aangehaalde zinsnede voorafgaat de klacht
over de aanstelling van Pelronella's kapelaan tot abt, en dat op haar
volgen de woorden: «Eactum est, et tres constituti suilt laici praelati
ecclesiae, lupi magis quam pastores.; M. i. is met de destructie van de
vetus templum bedoeld de aanstelling van die prelaten. Gelijk de
 
Annotationen