Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.1900-1901

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Bescherming van Monumenten, [1]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17408#0065

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
6o

Bescherming van Monumenten.

De wenschelijkheid van het behoud van oude bouwwerken, die
uitmunten door hunne kunstwaarde of de aan het gebouw verbonden
historisehe herinneringen, behoeft zeker voor de lezers van dit bulletin
allerminst uitvoerig te worden bepleit. Zij zijn voor den bouwmeester
wat de archieven zijn voor den historicus, de musea voor den beoefenaar
van de kunstnijverheid en voor den geleerden onderzoeker, — de nood-
zakelijke bouwstoffen voor zijne studie. Zij zijn de voorbeelden van de
ontwikkeling van kunst en bedrijf en als zoodanig de beste leerschool
zoowel voor de latere bouwmeesters als voor hen, die trachten door te
dringen in het leven der voorgeslachten.

Waar een gebouw nauw is verbonden aan belangrijke feiten in
de geschiedenis, werkt het meer mede dan reeksen van angstvallig in
de archieven verzorgde bescheiden om de herinnering van het belangrijk
verleden bij het nageslacht levendig te houden en waar het onze
belangstelling vordert door de artistieke uiting van den bouwmeester,
spreekt het krachtiger en veredelender tot allen dan het meerendeel
der in musea bewaarde kunstschatten, omdat de ontwerper van den
beginne af zich tot doel zag gesteld te spreken tot een grooter kring
van aanschouwers dan de vervaardiger van slechts voor het particulier
leven bestemde voorwerpen.

De bouwmeester van een kunstwerk wilde niet slechts den
eigenaar bekoren door de geriefelijkheid en het sierlijke lijnenspel van
zijn schepping, hij wilde een werk stichten tot sieraad der omgeving,
tot ontwikkeling en verheffing van den kunstzin der aanschouwers en
tot verhooging van den roem van zijn handwerk.

Het bouwwerk is daardoor meer nog dan andere kunstwerken
een deel van het kunstbezit van het geheelc volk, waarvan wel de
beschikking ten bate van den particulieren bezitter aan de gemeen-
schap is onttrokken, doch waarvoor deze niettemin voor het behoud ver-
antwoording schuldig blijft aan de gemeenschap, waaraan de kunstenaar
ontsproot, die in het werk het hoogste gaf, — de uiting van zijn kunst.

De kunst, de weerspiegeling van het volksleven, behoort aan het
volk, waaronder die tot ontwikkeling kon geraken, doch het werk, waarin

i) Elke steenklomp heeft eenige historische beteekenis in verhand met tie beschavings-
geschiedenis, doch om als grond voor speciale bescherming te gelden moet liet historisch belang
overwegend zijn en 61 eene gebeurtenis van buitengewone beteekenis aan het gedenkteeken ten
nauwste zijn verhouden, öt' het honwwerk zelf een illustratie zijn van een belangrijk stadium in
de algemeene volksontwikkeling. LVgl. de toelichting op het wetsontwerp van Baden 10Ö3.]
 
Annotationen