Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
N.H. Kerk te Monnikendam - Gevonden oudheden te Nijmegen - Toren te Oirschot St. Maarten te Zalt-Bommel - Zutphen- Nieuwstadspoort is Zutphen
DOI Artikel:
Boekbeoordeeling
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0029

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
23

Nieuwstadspoort te Zutphen.

Volgens aanwijzingen van Dr. P. J. H. Cuypers zijn vanwege het
Departement van Oorlog de noodige herstellingen verricht aan de restanten
van de Nieuwstadspoort te Zutphen, waardoor deze voor verder verval
zijn behoed.

H. Bever, Katalog der Gemalde-Galerie im K. Schlosse zu
Schleissheim, München 1905 8°.

De »Schleissheimer Galerie" is een stichting van Keurvorst Max
Emanuel, die in het nieuwe zoo groots aangelegde slot te Schleissheim
een aanzienlijk deel van de kunstschatten zijner voorouders uit de residentie
te München overbracht en daar nog vele aanwinsten aan toevoegde.

Van 1692 tot 1699 resideerde hij als gouverneur der Spaansche
Nederlanden te Brussel en hij is dus wel in de gelegenheid geweest hiertoe
een goede keus te doen. Zoo sloot hij 17 Sept. 1698 een koop met
Gijsbert van Ceulen te Antwerpen, waarbij hij voor 90.000 Brabandsche guldens
105 schilderijen verwierf, o. a. 12 van Rubens, 15 van van Dyck. 8 van
Brouwer, 5 van Wouwerman, 1 van Murillo enz. Reeds kort na zijn vertrek
begon men met bouwen en in 1704 was het paleis onder dak. Maar het is
niet de bedoeling, hier de bouwgeschiedenis van het slot te geven. Max
Emanuel bleef, niettegenstaande zijn tegenspoed op politiek gebied, onver-
moeid in het, verrijken van zijn galerij, maar zijn zoon en opvolger
Karl Albert, de pretendent-keizer Karei VII, gaf de voorkeur aan
Nymphenburg als residentie, waardoor het kwam, dat Schleissheim eerst
voltooid werd door diens zoon Maximilian Joseph (y 1777). Met hem
was de oude keurlinie uitgestorven en zijn opvolger Karl Theodor had
de stichting van een nieuw museum te München in den zin, waarheen
in 1785 het grootste gedeelte van de Scheissheimer kunstschatten over-
gebracht werd. Maar in het centrale depót te München, dat trouwens zeer
ongeschikt voor museum was — er worden thans afgietsels naar antieken en
ethnografische verzamelingen in bewaard — werd de toevloed te groot.
In 1799 kwam met de nieuwe linie Pflalz-Zweibrücken de schilderijenmassa
van Zweibrücken naar München (ca. 2000 stuks), die evenwel per slot
van rekening, vooral door de diefstallen der Franschen, tot op 964 stuks
zijn te reduceeren, kort daarna de verzameling uit het slot te Mannheim
(758 stuks), in 1803 leverde de secularisatie der geestelijke goederen
tallooze kunstwerken uit kloosters en kerken, en in 1806 kwam de enorme
verzameling uit Düsseldorf te München aan. Natuurlijk kon dit alles niet
 
Annotationen