Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Nederlandsche Musea
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: De grafkelder der graven van Rechteren onder het koor der Nederl. Hervormde Kerk te Almelo
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0054

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
48

In het Museum werden geplaatst:

1. Eene allerliefste schilderij van Cornelis Pietersz. Bega, »Straat-
muziekanten", behoorende tot zijn fraaiste werk.

2. Eene schilderij van Nicolaes Hals, zoon van Frans Hals, voorstellende
een gezicht in de Groote Houtstraat van de Peuselaarsteeo; naar de Anegantr
te Haarlem, in het midden der zeventiende eeuw. Dit is het eenige stuk dat
van Nicolaes Hals bekend staat en het komt dus de reeks der werken van
de kinderen van Frans Hals, welke het Museum reeds bezit, op welkome
wijze vermeerderen.

3. Eene schilderij, voorstellende een strandgezicht aan de Hollandsche
kust, door Guiliam Du Bois 1647, een Haarlemschen meester, wiens werk
vrij zeldzaam is, en die nu hier vertegenwoordigd wordt door een fraai
en bezienswaardig stuk.

4. Eindelijk is door den Heer J. Krol Kzn. in bruikleen gegeven een
schilderij van Jobannes Hals, broeder van den pasgenoemden Nicolaes Hals,
afbeeldende een vroolijk gezelschap, een tafereel, grooter, levendiger en
kleuriger, dan het stukje, van denzelfdcn kunstenaar in het Museum reeds
voorhanden.

Haarlem. C. J. Gonnet.

M o n li m ente n.

De grafkelder der graven van Rechteren onder het koor der
Nederl. Hervormde Kerk te Almelo.

In October van het vorig jaar lazen wij in de dagbladen het bericht,
dat de Heer F. A. Hoefer, lid der Rijksmonumenten-commissie tot de-
ontdekking was gekomen, dat de tegenwoordige grafkelder der graven van
Rechteren onder het koor der Nederl. Herv. kerk te Almelo feitelijk de
krocht der oude kerk is en volgens hare bouwvormen uit het einde der
13e eeuw dagteekent.

Reeds toen konden wij ons om verschillende redenen niet met de
meening van het geachte commissielid vereenigen, doch thans, nu wij in
de gelegenheid geweest zijn de zoogenaamde krocht te bezichtigen, heeft
onze twijfel aan de waarheid dezer hypothese meer vasteren vorm aan-
genomen en willen wij daarom trachten in het »Bulletin-' onze zienswijze
nader uiteen te zetten.

Tot beter begrip van den toestand laten wij eene korte bespreking
van de hier te lande bestaande krochten voorafgaan.

1) Lees: «Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en
eene bijschrijving van de Nederlandsche Monumenten van geschiedenis en kunst."
 
Annotationen