Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Mulder, Adolph: Zalt-Bommel met zijn St. Maartenstoren
DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0124

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
116

met geprofileerde ribben, waarvan de sluitring eene doorsnede heeft van 1.80 M.

De aansluiting met de kerk geschiedt op eenigszins vreemde wijze,
doordat men in den noord- en zuidbeuk eene travee meer heeft aangebracht,
zoodat deze negen travée's tellen tegen acht van het middelschip; aan de
westzijde nu worden deze travée's voor de helft haaks afgesloten, terwijl
de andere helft plotseling een hoek van ongeveer 45 graden maakt, om
te eindigen tegen de achter de contreforten aangebrachte traptorens.

In plan doet deze oplossing zich heel zonderling voor, zoodat men

zich onwillekeurig afvraagt
of men hier wel met eene
oorspronkelijke kerkafslui-
ting te doen heeft; doch
in de werkelijkheid wordt
van deze eigenaardige ver-
binding van kerk met toren
niets hinderlijks bespeurd.
Want, treedt men door den
toreningang de kerk binnen,
dan wordt liet oog geboeid
door het schoone schip en
koor, zoodat men reeds de
eerste zijbeuktravée gena-
derd is zonder het vreemde
van de kerkafsluiting te
hebben opgemerkt. Nadert
men uit de tegenoverge-
stelde richting, dan wijzen
de schuin naar den toren
toeloopende kerkmuren ons
het punt, waarvandaan wij
de kerkruimte zijn binnen-
getreden en waar zich thans
De doopkapel. cje uitgang bevindt.

Deze verbinding van

kerk met toren is tot stand gebracht, toen de toren gebouwd werd;
maar de laag gehouden kapellen aan de noord- en zuidzijde tegen den
schuinen muur zijn van lateren tijd, nl. uit de tweede helft der 15e eeuw,
vermoedelijk van na 1462, het jaar waarin de helft der stad afbrandde
en kerk en toren zwaar werden beschadigd. Zelfs bij oppervlakkige be-
schouwing dezer kapellen vestigt zich terstond de overtuiging, dat hier
van verschillende tijdperken sprake moet zijn.

De doopkapel is echter uit het begin der 15e eeuw, uit den tijd toen men
bezig was met den bouw van den toren en met de verfraaiing en vergrooting
van de oorspronkelijke kerk, die zooals wij zagen in 1304 werd ingewijd.
 
Annotationen