Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 7.1906

DOI Heft:
Nr. 5
DOI Artikel:
Museum te Nijmegen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17413#0158

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
i5o

nieuw gebouw met aanzienlijke meerdere ruimte wettigen moet. Reeds
sedert eenige jaren heeft een alhier woonachtig particulier eene verzameling
aangelegd van voorwerpen, bijna uitsluitend alhier opgedolven en dus voor
Nijmegen van de hoogste waarde. Na den dood van dezen verzamelaar zal
zijne collectie tengevolge van schenking aan het Rijk overgaan, dat even-
wel de bevoegdheid heeft de collectie in bruikleen aan de gemeente Nijmegen
af te staan, mits de collectie als een afzonderlijk geheel onder den naam
»Verzameling G. M. Kam" blijve bestaan en met het Gemeentemuseum
onder één dak worde bewaard.

Het is met grond te verwachten, dat, indien een nieuw Gemeente-
museum zou worden ingericht met genoegzame ruimte ook voor deze
particuliere verzameling, deze nog bij leven van den schenker door dezen
in het Museum zou worden ondergebracht en na zijn dood door het Rijk
aan Nijmegen in bruikleen zou worden gelaten. Schooner gelegenheid om
het Nijmeegsche Museum tot een der grootste en meest belangrijke voor
wetenschap en geschiedenis te maken kan nimmer meer voorkomen en
dient Nijmegen zich niet te laten ontglippen."

De bovenstaande zinsneden geven ons aanleiding tot eenige opmer-
kingen, waarop wij Uw aandacht wenschen te vestigen :

Nijmegen is onder de Nederlandsche steden een unicum.

Het is de eenige plaats in Nederland, die staat op den bodem eener
zeer belangrijke Romeinsche nederzetting.

Sedert meer dan drie eeuwen zijn tal van voorwerpen, het ééne
kostbaarder dan het andere natuurlijk, maar alle belangrijk, uit den grond
te voorschijn gebracht. Te betreuren is het, dat daarvan door onkunde
veel is vernield, door onverschilligheid veel is verloren gegaan.

Later is daarin verandering gekomen. De belangrijke verzameling
Romeinsche oudheden, die in een der lokalen van het raadhuis een onder-
komen heeft gevonden, strekt hiervan ten bewijze; maar dat die verzameling
niet meer tot haar recht komt, daarvan is de beperkte ruimte schuld.

Maar er is meer: sedert 9 jaren is een inwoner Uwer gemeente, de
heer G. M. Kam, met rusteloozen ijver werkzaam om den bodem van
Nijmegen de aan hem toevertrouwde schatten te doen wedergeven en met
welk gevolg: daarover kan ieder oordeelen, die ook maar een vluchtig
bezoek aan de rijke verzameling heeft gebracht. Het is hier de plaats niet
om daarover uit te weiden. Wij mogen de zaak ook als algemeen bekend
aannemen.

Onze vraag is nu: ls er voor Nijmegen, gedachtig aan het »Noblesse
oblige", niet veel, eigenlijk alles aan gelegen om dezen schat voor zich te
bewaren, zoo mogelijk te verhoeden, dat deze na het overlijden van den
heer Kam voor goed Uwe stad verlaat? En dat dit niet onmogelijk is, dat
leeren ons de boven aangehaalde woorden van het verslag. Wij, die in het
bijzonder de beoefening van geschiedenis en oudheidkunde voorstaan,
maken van deze gelegenheid gebruik om U met den grootsten ernst en
 
Annotationen