153
»Bij ongeveer alle musea is er een begin van verzamelen en nog eens
verzamelen, dikwijls in het wilde weg. Dan komt de tijd van het bestudeeren
en ordenen van het vergaarde — eene periode waarin het Friesch Museum
sedert eenige jaren verkeert — en blijkt het spoedig, dat niet alles, wat
er is, tentoongesteld kan worden. Vroeger werden de aanwinsten, zonder
onderscheid, bij de broertjes en zusjes in de vitrines gelegd, of wel gehangen
waar er ruimte over was. Zoo ontstonden er stapeltjes b.v. van wel vijftien
doosjes met munt-weegschaaltjes en gewichten, partijen van een zestigta'
tabaksdoozen. Reproduc-
ties in gips, die ten ge-
schenke ontvangen werden
van dengeen, die een mooi
stuk zilver enz. had mogen
laten afgieten, kwamen
naast de origineelen. Mooie
gave dingen: messen,
lepels, lijfsieraden enz.
raakten bedolven onder
defecte en roestige exem-
plaren, uit vaarten opge-
vischt of uit den bodem
opgegraven. Geschilderde
familieportretten, soms van
goede kwaliteit of voor-
stellende personen van be-
teekenis, dikwijls echter
van onbekende artiesten
van geen rang, stukken
die men in zijn eigen
huis al lang naar den
zolder zou verbannen
hebben, vervolgden den
bezoeker, waarheen hij
zijn schreden ook richtte ; zelfs de wanden van de terp-afdeelingen hingen
er vol mede.
»Wie iets aan het Museum wilde vereeren, werd nooit teleurgesteld
door een weigering: rijp en groen, alles werd binnengehaald. Wij maken
daarvan aan de talentvolle mannen, die het Friesch Museum stichtten, niet
in het minst een verwijt; het museumwezen staat thans hooger dan voorheen
en in het begin mag men niet zoo kieschkeurig zijn in het aannemen; en
uit hetgeen zij zelf kochten b.v. de Hindelooper Kamers, de schilderij van
Beerstraten, voorstellende de Brol te Leeuwarden, de mooie tafel van stuc-
werk, vervaardigd door Busch, van de veiling Bos te Harlingen, enz., blijkt
voldoende hun goede kijk op de dingen."
Uit de collectie lïisschop.
»Bij ongeveer alle musea is er een begin van verzamelen en nog eens
verzamelen, dikwijls in het wilde weg. Dan komt de tijd van het bestudeeren
en ordenen van het vergaarde — eene periode waarin het Friesch Museum
sedert eenige jaren verkeert — en blijkt het spoedig, dat niet alles, wat
er is, tentoongesteld kan worden. Vroeger werden de aanwinsten, zonder
onderscheid, bij de broertjes en zusjes in de vitrines gelegd, of wel gehangen
waar er ruimte over was. Zoo ontstonden er stapeltjes b.v. van wel vijftien
doosjes met munt-weegschaaltjes en gewichten, partijen van een zestigta'
tabaksdoozen. Reproduc-
ties in gips, die ten ge-
schenke ontvangen werden
van dengeen, die een mooi
stuk zilver enz. had mogen
laten afgieten, kwamen
naast de origineelen. Mooie
gave dingen: messen,
lepels, lijfsieraden enz.
raakten bedolven onder
defecte en roestige exem-
plaren, uit vaarten opge-
vischt of uit den bodem
opgegraven. Geschilderde
familieportretten, soms van
goede kwaliteit of voor-
stellende personen van be-
teekenis, dikwijls echter
van onbekende artiesten
van geen rang, stukken
die men in zijn eigen
huis al lang naar den
zolder zou verbannen
hebben, vervolgden den
bezoeker, waarheen hij
zijn schreden ook richtte ; zelfs de wanden van de terp-afdeelingen hingen
er vol mede.
»Wie iets aan het Museum wilde vereeren, werd nooit teleurgesteld
door een weigering: rijp en groen, alles werd binnengehaald. Wij maken
daarvan aan de talentvolle mannen, die het Friesch Museum stichtten, niet
in het minst een verwijt; het museumwezen staat thans hooger dan voorheen
en in het begin mag men niet zoo kieschkeurig zijn in het aannemen; en
uit hetgeen zij zelf kochten b.v. de Hindelooper Kamers, de schilderij van
Beerstraten, voorstellende de Brol te Leeuwarden, de mooie tafel van stuc-
werk, vervaardigd door Busch, van de veiling Bos te Harlingen, enz., blijkt
voldoende hun goede kijk op de dingen."
Uit de collectie lïisschop.